Stijl - Nederlands

Nederlands
Stijl
Me/mijn
Hun/hen/zij



1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
Stijl
Me/mijn
Hun/hen/zij



Slide 1 - Tekstslide

Wat is géén zelfstandig naamwoord?
A
Stoelen
B
Vakantie
C
Donkergrijze
D
Spanje

Slide 2 - Quizvraag

Wat zijn kenmerken van een zelfstandig naamwoord?

Slide 3 - Woordweb

Zelfstandig naamwoorden
Vaak kun je er 'de' 'het' of 'een' voor zetten.  


Zelfstandige naamwoorden kunnen concrete zaken aanduiden, zoals mensen (man, Ineke), dieren (paard) en dingen (huis, hout).

Het kunnen ook plaatsen zijn (Den Haag, Frankrijk) en abstracte zaken als gevoelens (liefde), tijdsruimten (dag), eigenschappen (grootte), gebeurtenissen (botsing) en denkbeeldige personen of zaken (elf, Luilekkerland).

Slide 4 - Tekstslide

Gebruik van 'me/mijn'
'Mijn' is een bezittelijk voornaamwoord en schrijf je dus VOOR een zelfstandig naamwoord. 'Mijn fiets' 'Mijn vakantie' 'Mijn moeder'. 
Dus NIET:
'Me fiets' 'Me vakantie' en 'Me moeder' 

Slide 5 - Tekstslide

Vul in:
Wil je aan me/mijn moeder vragen of wij op jou/jouw hond mogen passen?
A
mijn - jouw
B
me - jouw
C
mijn - jou
D
me - jou

Slide 6 - Quizvraag

Jouw/jou
Voor jouw/jou geldt hetzelfde als voor mijn/mij. 'Jouw' geeft een bezit aan (een bezittelijk voornaamwoord). Eigenlijk dezelfde functie dus als 'mijn'. 
Mijn tas: Jouw tas
Mijn vakantie: Jouw vakantie
Jou geeft geen bezit aan en is een 'persoonlijk voornaamwoord'. 

Slide 7 - Tekstslide

Een trucje! 

Slide 8 - Tekstslide

Twijfel je?
Jouw/jou vader vertelde mij dat hij een fijne vakantie heeft gehad met jou/jouw. 

Vervang jou/jouw door 'u/uw'. Schrijf je 'uw'? Dan schrijf je ook 'jouw (met w)'. Schrijf je 'u'? Dan is het 'jou'. 




Slide 9 - Tekstslide

Waarom is dit juist? 


Jouw vader vertelde mij dat hij een fijne vakantie heeft gehad met jou. 

Slide 10 - Tekstslide

Gebruik van hun/zij
Bij het onderwerp van een zin gebruik je altijd 'zij'

Dus niet: Hun waren wel beter, maar toch hebben wij gewonnen. 
Maar: Zij waren beter, maar toch hebben wij gewonnen. 

Slide 11 - Tekstslide

Zij/hun zijn 25 jaar getrouwd
A
Zij
B
Hun

Slide 12 - Quizvraag

Hun/zij moeder is altijd gezellig.
A
Hun
B
Zij

Slide 13 - Quizvraag

Hun moeder is altijd gezellig
Ook in deze zin is 'hun' dus een bezittelijk voornaamwoord. 
Mijn moeder/zijn moeder/haar moeder/jullie moeder etc. 

Slide 14 - Tekstslide

Wanneer gebruik je 'hen'?
Als het een lijdend voorwerp is:
Ik heb hen achtergelaten. 
Na een voorzetsel:
Ik heb dat cadeau aan hen gegeven.

Slide 15 - Tekstslide

Wanneer gebruik je 'hun'?
1. Als het een bezittelijk voornaamwoord is. 
Dat is hun cadeau.
2. Als het een meewerkend voorwerp is (zonder voorzetsel):
Ik heb het hun gegeven. 
Let op: Ik heb het aan hen gegeven. 

Slide 16 - Tekstslide

Het allerbelangrijkste:
Hun gaan naar school.  

Zij gaan naar school. 

Ik weet niet of hun dat wel begrijpen. 

Ik weet niet of zij dat wel begrijpen.

Slide 17 - Tekstslide