9.1 Spanning en stroomsterkte Les 1

9.1 Werken met weerstanden
Lesdoelen:
Weerstandswaarde met kleurcode bepalen.
Berekeningen met weerstanden in serie uitvoeren.
Functie en werking; potmeter, ntc, ldr, diode en led uitleggen.
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

9.1 Werken met weerstanden
Lesdoelen:
Weerstandswaarde met kleurcode bepalen.
Berekeningen met weerstanden in serie uitvoeren.
Functie en werking; potmeter, ntc, ldr, diode en led uitleggen.

Slide 1 - Tekstslide

De weerstand groter maken
In de elektronica gebruik je kleine weerstandjes. 
Je komt ze in allerlei schakelingen tegen.
  •  Met een weerstandje kun je de spanning en de stroomsterkte die een batterij of accu levert verdelen over de verschillende onderdelen in een schakelschema (printplaat)
9.1 Werken met weerstandjes

Slide 2 - Tekstslide

Het lampje is geschikt voor 6 V en brandt op 6 V. 
Er vloeit een goede stroomsterkte om het lampje te
 laten branden.

Slide 3 - Tekstslide

Nu brandt het 6 V lampje op
9 V. Er is dus een weerstand nodig, anders brandt het lampje door,

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

De weerstand bepalen/berekenen
1. Door de spanning en de stroomsterkte te meten.
9.1 Werken met weerstandjes

Slide 6 - Tekstslide

De opstelling om weerstand te bepalen

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

De wet van Ohm
Je ziet:
• Als de spanning 2× zo groot wordt, wordt de stroomsterkte ook 2× zo groot.
• Als de spanning 3× zo groot wordt, wordt de stroomsterkte ook 3× zo groot.

Deze regel wordt de wet van Ohm genoemd.

Slide 9 - Tekstslide

De wet van Ohm en een gloeilampje

Als je het verband tussen de spanning en de stroomsterkte bij een gloeilampje meet, krijg je een afwijkend resultaat. Dat zie je in het (I,U)-diagram in de volgende slide.

 De spanning en de stroomsterkte zijn nu niet recht evenredig: als de spanning 2× zo groot wordt, blijft de stroomsterkte daar duidelijk bij achter. 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Weerstand en temperatuur
De temperatuur van de gloeidraad stijgt daarbij sterk, tot wel 2500 °C. Bij zo’n hoge temperatuur neemt de weerstand van de gloeidraad flink toe. 

Bijna alle soorten draden krijgen een grotere weerstand als hun temperatuur stijgt. 


Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Gebruik de volgende twee dia's.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

0

Slide 19 - Video

De weerstand
  • Een weerstand wordt gemaakt door een dun laagje koolstof op een glasstaafje aan te brengen.
  • Hoe dunner het laagje koolstof, des te hoger de weerstand.
  • Als de temperatuur hoger wordt, dan wordt de weerstand hoger.
9.1 Werken met weerstandjes

Slide 20 - Tekstslide

Kleurcode bepalen
Bij een weerstand met vier ringen geldt:
1e ring; getal
2e ring; getal
3e ring; aantal nullen er achter
4e ring; tolerantie (afwijking)

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Controle vragen
De ringen op een weerstand hebben de kleur 
 geel, oranje, rood, goud.
Bepaal de weerstand.
Wat is de tolerantie ?
Wat is de maximale waarde ?
Wat is de minimale waarde ?

Slide 23 - Tekstslide

geel 4
oranje 3
rood twee nullen, dus 00
goud 5 %

Dus 4300 Ω is de weerstand.

De tolerantie is 5 %, dus 215 Ω
De maximale waarde is 4515Ω
De minimale waarde is 4085 Ω

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Vervangingsweerstand?
A
1,8 kΩ
B
900 Ω
C
9 kΩ

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide