Met een weerstandje kun je de spanning en de stroomsterkte die een batterij of accu levert verdelen over de verschillende onderdelen in een schakelschema (printplaat)
9.1 Werken met weerstandjes
Slide 2 - Tekstslide
De weerstand
Een weerstand wordt gemaakt door een dun laagje koolstof op een glasstaafje aan te brengen.
Hoe dunner het laagje koolstof, des te hoger de weerstand.
Als de temperatuur hoger wordt, dan wordt de weerstand hoger.
9.1 Werken met weerstandjes
Slide 3 - Tekstslide
De weerstand bepalen/berekenen
Je kunt op twee manieren achter de waarde van een weerstand komen:
Door de spanning en de stroomsterkte te meten.
De kleurencodes aflezen van de weerstand.
1
2
9.1 Werken met weerstandjes
Slide 4 - Tekstslide
De weerstand bepalen/berekenen
1. Door de spanning en de stroomsterkte te meten.
9.1 Werken met weerstandjes
Slide 5 - Tekstslide
De weerstand bepalen/berekenen
1. Door de spanning en de stroomsterkte te meten.
Een apparaat wordt aangesloten op een spanning van 230 Volt. vervolgens gaat er een stroom door het apparaat lopen van 6,5 A.
Bereken de weerstand.
R = U / I = 230 / 6,5 = 35 Ω
9.1 Werken met weerstandjes
Slide 6 - Tekstslide
De weerstand bepalen/berekenen
2. De kleurencodes aflezen van de weerstand.
9.1 Werken met weerstandjes
Slide 7 - Tekstslide
6.1 Weerstandjes
De weerstand
Een weerstand wordt gemaakt door een dun laagje koolstof op een glasstaafje aan te brengen.
Hoe dunner het laagje koolstof, des te hoger de weerstand.
Als de temperatuur hoger wordt, dan wordt de weerstand hoger.
Slide 8 - Tekstslide
De weerstand bepalen/berekenen
2. De kleurencodes aflezen van de weerstand.
A = bruin, dus 1
B = zwart, dus 0
C = rood, dus 2 nullen
D = goud, tolerantie = 5%
R = 1000 Ω
9.1 Werken met weerstandjes
Slide 9 - Tekstslide
De weerstand bepalen/berekenen
2. De kleurencodes aflezen van de weerstand.
In de praktijk zal de waarde van de weerstand afwijken van theoretische waarde: tolerantie
Bij goud is dat 5%.
5% van 1000 = 50 Ω
In de praktijk mag de waarde van de weerstand tussen de 950 Ω en 1050 Ω zitten.
R = 1000 Ω
9.1 Werken met weerstandjes
Slide 10 - Tekstslide
9.1 Werken met weerstandjes
Slide 11 - Tekstslide
9.1 Werken met weerstandjes
Slide 12 - Tekstslide
9.1 Werken met weerstandjes
Bereken de vervangings-
weerstand.
Bereken de stroomsterkte die de batterij levert.
Bereken de spanning over weerstand 1 en weerstand 2.