In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Herhaling motivatie Je doet je best op school, omdat je het belangrijk vindt dat je ouders trots op je zijn Over welk type motivatie gaat het hier?
A
Intrinsieke motivatie
B
Extrinsieke motivatie
Slide 7 - Quizvraag
Herhaling McGregor Een manager gaat er vanuit dat zijn personeel weinig ambitie heeft en niet van werken houdt. Welk mensbeeld heeft deze manager?
A
Mensbeeld X
B
Mensbeeld Y
Slide 8 - Quizvraag
Herhaling McGregor Welke leiderschapsstijl past goed bij een manager die mensbeeld y aanhangt (meerdere antwoorden mogelijk) ?
A
Participerend leiderschap
B
Democratisch leiderschap
C
Autoritair leiderschap
Slide 9 - Quizvraag
Herhaling Maslow Als leidinggevende kun je bijvoorbeeld iemands arbeidsmotivatie vergroten door iemand een vaste baan te geven. Welke behoefte wordt hiermee vervuld?
A
Sociale acceptatie
B
Lichamelijke behoefte
C
Zelfontplooiing
D
Veiligheid en zekerheid
Slide 10 - Quizvraag
Nieuw: De theorie van Herzberg Welke twee typen factoren gebruikt Herzberg in zijn theorie
A
Motivatoren
B
Valentie
C
Instrumentaliteit
D
Hygiënefactoren
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Welke drie gedragingen spelen een rol in de verwachtingstheorie van Vroom
A
Verwachting
B
Instrumentaliteit
C
Sociale acceptatie
D
Valentie
Slide 13 - Quizvraag
De verwachtingstheorie van Vroom
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Van welke beïnvloedingsstrategie is er sprake in onderstaand voorbeeld: Elmex gebruikt in zijn televisiereclames een tandarts, die vertelt dat elmex een hele goede tandpasta is
A
Vergelijken
B
Sympathie
C
Autoriteit
D
Schaarste
Slide 17 - Quizvraag
Van welke beïnvloedingsstrategie is er sprake in onderstaand voorbeeld: Een vulploegleider helpt af en toe met het vullen van de schappen. Hij let er extra goed op dat hij altijd FIFO vult en zo netjes mogelijk vult.
A
Vergelijken
B
Sympathie
C
Wederkerigheid
D
Consistentie en commitment
Slide 18 - Quizvraag
Van welke beïnvloedingsstrategie is er sprake in onderstaand voorbeeld: Een vulploegmedewerker werkt harder bij een vulploegleider die hij aardig vindt, dan bij een vulploegleider die hij niet zo aardig vindt
A
Vergelijken
B
Autoriteit
C
Sympathie
D
Consistentie en commitment
Slide 19 - Quizvraag
Van welke beïnvloedingsstrategie is er sprake in onderstaand voorbeeld: Een leidinggevende besluit om een medewerker vrij te geven, ondanks het feit dat die medewerker veel te laat heeft vrij gevraagd. Hij hoopt hiermee te bereiken dat de medewerker ook iets terug geeft
A
Wederkerigheid
B
Consistentie en commitment
C
Schaarste
D
Sympathie
Slide 20 - Quizvraag
Je kunt als manager medewerkers motiveren met behulp van positieve strokes. Wat is geen positieve stroke?