De pv kan je helpen bij het bepalen van de zinsdeelgrenzen in een zin.
- In een normale zin staat de pv op de tweede plaats
- Alles wat vóór de pv staat is een zinsdeel
Voorbeeld:
Zij wandelt elke dag met haar tante in het park
- In een vraagzin staat de pv voorop
Maak van de zin een ja/nee- vraag >werkwoord voorop staat = pv
Voorbeeld: de hond speelt> speelt de hond?
speelt= de persoonsvorm Blz. 143 van je handboek