H1: Sociale beïnvloeding en cognities

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
TSGSecundair onderwijs

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inleiding p. 8
- Zijn mensen volgens jou kuddedieren? Waarom (niet)?
- Imiteren we volgens jou gedachteloos anderen? Waarom (niet)?
- Zo ja, wanneer kan dat een goede zaak zijn?
- Wanneer kan dat negatieve gevolgen hebben?
- Aan welke theorie kun je dergelijk gedrag linken? 
- ….

Slide 2 - Tekstslide

De sociale leertheorie van Albert Bandura stelt dat gedrag grotendeels wordt geleerd door observatie, imitatie en modellering van anderen, vooral wanneer deze modellen worden gezien als aantrekkelijk of succesvol. Volgens Bandura speelt imitatie een cruciale rol in het leerproces, omdat mensen gedrag van anderen nadoen, vooral als ze zien dat dit gedrag positieve uitkomsten heeft.

Belangrijkste aspecten van imiteren binnen de sociale leertheorie:
Observationeel leren: Mensen leren door anderen te observeren en niet alleen door eigen ervaringen. Ze kijken naar wat anderen doen en wat de gevolgen daarvan zijn.

Modelleren: Dit is het proces waarbij iemand het gedrag van een model (bijvoorbeeld een ouder, leraar of televisiepersonage) imiteert. Het model hoeft niet altijd fysiek aanwezig te zijn; het kan ook gaan om gedrag dat wordt gezien op televisie of sociale media.

Beloning en straf: Mensen zijn eerder geneigd gedrag te imiteren als ze zien dat het model wordt beloond voor dat gedrag (positieve bekrachtiging). Als een model gestraft wordt, is de kans kleiner dat het gedrag wordt geïmiteerd.

Vier fasen van observationeel leren:

Aandacht: De persoon moet aandacht besteden aan het model.
Retentie: Het gedrag moet in het geheugen worden opgeslagen.
Reproductie: De persoon moet in staat zijn het gedrag na te bootsen.
Motivatie: Er moet een motivatie zijn om het gedrag na te doen, vaak beïnvloed door de verwachte beloningen.
Zelfeffectiviteit: Bandura introduceerde ook het concept van zelfeffectiviteit, of het geloof in je eigen vermogen om succesvol te zijn in een bepaalde taak, wat invloed heeft op de kans dat je gedrag imiteert.

Kortom, volgens Bandura speelt imitatie een essentiële rol in hoe mensen leren en ontwikkelen, omdat we gedrag van anderen kopiëren op basis van observatie en de verwachte gevolgen.
1. Tussen psychologie en sociologie
p. 9
Sociale psychologie = de wetenschappelijke studie van de manier waarop de gedachten, gevoelens en handelingen van mensen beïnvloed worden door de feitelijke, voorgestelde of impliciete aanwezigheid van andere mensen. 
  • invloed van werkelijke aanwezigheid van anderen
  • ook invloed van voorgestelde aanwezigheid van anderen (Wat denken anderen over ons? - Wat zouden anderen doen/zeggen als ze hier zouden zijn?)
--> in het grensgebied tussen psychologie en sociologie!

Slide 3 - Tekstslide

1. Psychologie
Focus: Psychologie richt zich op het individu en onderzoekt mentale processen, emoties en gedrag. Het doel is om te begrijpen hoe het menselijk brein werkt en hoe dit gedrag beïnvloedt.
Onderwerpen: Onderwerpen zijn onder andere cognitie (denken, leren, geheugen), persoonlijkheid, motivatie, emoties, ontwikkeling, psychopathologie (zoals depressie en angststoornissen), en biologische processen zoals hersenfuncties.
Methoden: Psychologie maakt gebruik van experimenten, observaties, zelfrapportages, en psychometrische tests om gedrag en mentale processen te onderzoeken.
Doel: Het begrijpen van individuele verschillen en het behandelen van psychische problemen door middel van therapieën en interventies.
2. Sociale Psychologie
Focus: Sociale psychologie bevindt zich op het kruispunt tussen psychologie en sociologie. Het richt zich op hoe individuen denken, voelen en zich gedragen in sociale contexten. Het onderzoekt hoe mensen elkaar beïnvloeden en hoe sociale situaties ons gedrag bepalen.
Onderwerpen: Belangrijke onderwerpen zijn conformiteit, groepsdynamiek, sociale perceptie, vooroordelen, attitudes, interpersoonlijke relaties, en sociale invloed.
Methoden: Sociale psychologie maakt gebruik van experimenten, surveys, en observaties, vaak in gecontroleerde of natuurlijke omgevingen, om te onderzoeken hoe mensen zich gedragen in sociale situaties.
Doel: Het begrijpen van hoe sociale invloeden en interpersoonlijke interacties het gedrag van individuen vormgeven.
3. Sociologie
Focus: Sociologie bestudeert de maatschappij als geheel en richt zich op groepen, sociale structuren en institutionele invloeden op gedrag. Het onderzoekt hoe samenlevingen functioneren, hoe sociale orde wordt gehandhaafd, en hoe sociale verandering plaatsvindt.
Onderwerpen: Sociologie onderzoekt sociale instituties (zoals gezin, religie, onderwijs), sociale ongelijkheid (ras, klasse, gender), cultuur, sociale normen, en maatschappelijke processen zoals globalisering en migratie.
Methoden: Sociologen gebruiken surveys, statistische analyses, interviews, etnografieën, en vergelijkende studies om maatschappelijke patronen en sociale structuren te analyseren.
Doel: Het begrijpen van de werking van samenlevingen en hoe sociale factoren zoals cultuur, economie en politiek het gedrag van groepen en individuen beïnvloeden.
Samenvatting van de Verschillen:
Psychologie: Richt zich op het individu en interne processen (mentale en emotionele).
Sociale Psychologie: Richt zich op het individu in een sociale context, waarbij de nadruk ligt op sociale interacties en invloeden.
Sociologie: Richt zich op groepen, sociale structuren, en maatschappelijke systemen, met een bredere focus op sociale processen en instituties.
1. Tussen psychologie en sociologie
p. 9
Opdracht: Neem een blad en maak een schema/tabel van psychologie, sociale psychologie en sociologie.
Noteer voor elke wetenschap:
  • welk gedrag onderzocht wordt
  • waar de oorzaak van dat gedrag aan toe te schrijven is

Slide 4 - Tekstslide

1. Psychologie
Focus: Psychologie richt zich op het individu en onderzoekt mentale processen, emoties en gedrag. Het doel is om te begrijpen hoe het menselijk brein werkt en hoe dit gedrag beïnvloedt.
Onderwerpen: Onderwerpen zijn onder andere cognitie (denken, leren, geheugen), persoonlijkheid, motivatie, emoties, ontwikkeling, psychopathologie (zoals depressie en angststoornissen), en biologische processen zoals hersenfuncties.
Methoden: Psychologie maakt gebruik van experimenten, observaties, zelfrapportages, en psychometrische tests om gedrag en mentale processen te onderzoeken.
Doel: Het begrijpen van individuele verschillen en het behandelen van psychische problemen door middel van therapieën en interventies.
2. Sociale Psychologie
Focus: Sociale psychologie bevindt zich op het kruispunt tussen psychologie en sociologie. Het richt zich op hoe individuen denken, voelen en zich gedragen in sociale contexten. Het onderzoekt hoe mensen elkaar beïnvloeden en hoe sociale situaties ons gedrag bepalen.
Onderwerpen: Belangrijke onderwerpen zijn conformiteit, groepsdynamiek, sociale perceptie, vooroordelen, attitudes, interpersoonlijke relaties, en sociale invloed.
Methoden: Sociale psychologie maakt gebruik van experimenten, surveys, en observaties, vaak in gecontroleerde of natuurlijke omgevingen, om te onderzoeken hoe mensen zich gedragen in sociale situaties.
Doel: Het begrijpen van hoe sociale invloeden en interpersoonlijke interacties het gedrag van individuen vormgeven.
3. Sociologie
Focus: Sociologie bestudeert de maatschappij als geheel en richt zich op groepen, sociale structuren en institutionele invloeden op gedrag. Het onderzoekt hoe samenlevingen functioneren, hoe sociale orde wordt gehandhaafd, en hoe sociale verandering plaatsvindt.
Onderwerpen: Sociologie onderzoekt sociale instituties (zoals gezin, religie, onderwijs), sociale ongelijkheid (ras, klasse, gender), cultuur, sociale normen, en maatschappelijke processen zoals globalisering en migratie.
Methoden: Sociologen gebruiken surveys, statistische analyses, interviews, etnografieën, en vergelijkende studies om maatschappelijke patronen en sociale structuren te analyseren.
Doel: Het begrijpen van de werking van samenlevingen en hoe sociale factoren zoals cultuur, economie en politiek het gedrag van groepen en individuen beïnvloeden.
Samenvatting van de Verschillen:
Psychologie: Richt zich op het individu en interne processen (mentale en emotionele).
Sociale Psychologie: Richt zich op het individu in een sociale context, waarbij de nadruk ligt op sociale interacties en invloeden.
Sociologie: Richt zich op groepen, sociale structuren, en maatschappelijke systemen, met een bredere focus op sociale processen en instituties.
1. Tussen psychologie en sociologie
p. 9

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale beïnvloeding...

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

2. Sociale beïnvloeding p. 9
Sociale beïnvloeding =  het proces waarbij iemands gedachten, gevoelens of gedrag worden beïnvloed door de aanwezigheid of acties van anderen. Dit kan bewust of onbewust gebeuren en kan verschillende vormen aannemen.

Kan je een voorbeeld geven van sociale beïnvloeding?


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Sociale beïnvloeding p. 9
Voorbeelden: 
  • Conformiteit binnen een vriendengroep: Stel je voor dat een groep vrienden afspreekt om hetzelfde soort kleren te dragen, zoals een bepaald merk of kledingstijl. Ook al vind je deze kleding niet mooi of comfortabel, je kiest er toch voor om hetzelfde te dragen om erbij te horen en niet op te vallen. 
  • Inwilliging onder druk van sociale media: Stel je voor dat je op sociale media veel berichten ziet van influencers die bepaalde producten promoten, zoals trendy gadgets of specifieke diëten. Zelfs als je oorspronkelijk geen interesse had, kun je toch geneigd zijn om het product te kopen omdat iedereen het lijkt te doen.
  • Gehoorzaamheid aan een leraar: Een leraar geeft de opdracht om een groepswerk uit te voeren en stelt specifieke richtlijnen vast die misschien onnodig strikt of ongewoon lijken. Uit respect of angst voor een lage score volgen leerlingen deze instructies nauwkeurig op, zelfs als ze het er eigenlijk niet mee eens zijn.
  • Groepsdruk bij risicovol gedrag: Binnen een groep jongeren kan er sprake zijn van groepsdruk om risicovolle dingen te doen, zoals roken, drinken of het uitproberen van andere ongezonde gewoonten. Zelfs als je weet dat dit gedrag schadelijk kan zijn, kan de druk om erbij te horen ertoe leiden dat je toch meegaat.

Slide 8 - Tekstslide

Spiegelneuronen zijn speciale zenuwcellen in de hersenen die actief worden wanneer we een handeling uitvoeren én wanneer we iemand anders diezelfde handeling zien uitvoeren. Ze spelen een belangrijke rol bij empathie, leren door observatie, en het begrijpen van de intenties van anderen. Spiegelneuronen helpen ons om emoties en acties van anderen intuïtief te begrijpen en na te bootsen, waardoor ze essentieel zijn voor sociale interactie en communicatie.
2. Sociale beïnvloeding: 2.1 continuüm p. 10

Slide 9 - Tekstslide

Een continuüm is een aaneengesloten reeks of schaal waarop verschillende gradaties van een fenomeen, eigenschap of concept voorkomen zonder duidelijke breekpunten of onderbrekingen. Het idee achter een continuüm is dat er een vloeiende overgang is tussen de uiterste punten, waarbij elk tussenliggend punt mogelijk is.
2. Sociale beïnvloeding: 2.1 continuüm p. 10
Oef. 1: Welke rol spelen spiegelneuronen mogelijk bij imitatie? Leg de link met de biologische stroming in de psychologie.
  • Spiegelneuronen zorgen ervoor dat we automatisch bewegingen imiteren die we anderen zien doen (zie Antropia 4, 1.5). Dat helpt ons onbewust om bij de groep te horen. Het kan erop wijzen dat de behoefte om erbij te horen, vastgelegd is in het brein.

Oef. 2: Geef enkele voorbeelden van imitatiegedrag.
  •  Iemand geeuwt, waardoor je ook zult geeuwen.
  • In een gesprek raak je je neus aan, je gesprekspartner zal dat mogelijk ook doen.
  • Je buur kruist zijn benen, je doet dat ook.
  • Iemand groet je op straat en je groet terug, ook al heb je misschien niet direct gezien wie het was.
  • Je lacht omdat de klas lacht, ook al heb je de grap misschien gemist.

Slide 10 - Tekstslide

Spiegelneuronen zijn speciale zenuwcellen in de hersenen die actief worden wanneer we een handeling uitvoeren én wanneer we iemand anders diezelfde handeling zien uitvoeren. Ze spelen een belangrijke rol bij empathie, leren door observatie, en het begrijpen van de intenties van anderen. Spiegelneuronen helpen ons om emoties en acties van anderen intuïtief te begrijpen en na te bootsen, waardoor ze essentieel zijn voor sociale interactie en communicatie.
2. Sociale beïnvloeding: 2.1 continuüm p. 10
Het kameleoneffect = gedrag waarbij we mensen imiteren zonder dat we ons daar bewust van zijn

Chartrand en Bargh hebben in 1999 een experiment gedaan om
het kameleoneffect te onderzoeken. Als we nu kijken naar de
grafiek zonder het experiment te lezen: wat denk je dat de
essentie van het onderzoek is?

Lees nu de uitleg van het onderzoek in stilte (p. 10).

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

2. Sociale beïnvloeding: 2.1 continuüm p. 10
Kritische noot over Bargh!
Sommige onderzoeken van Bargh, zoals dat in het leerboek, zijn uitgevoerd op kleinere steekproeven. In het verleden gebeurden onderzoeken vaak niet volgens de regels die vandaag de dag vooropgesteld worden. Daarom moeten de onderzoeksresultaten met de nodige voorzichtigheid bekeken worden.

Replicatiecrisis in het psychologisch onderzoek: heel wat onderzoeken die opnieuw werden uitgevoerd leidden niet tot dezelfde resultaten leidden. Het is dus steeds belangrijk om steeds alert, kritisch en voorzichtig met (resultaten van) wetenschappelijke studies om te springen!

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Sociale beïnvloeding: 2.2 Conformiteit p. 11
Conformeren  = 
  • het proces waarbij een persoon zijn of haar gedrag, houding, of mening aanpast om in overeenstemming te komen met de normen of verwachtingen van een groep
  • vaak om sociale acceptatie te verkrijgen of afkeuring te vermijden. 
  • Dit gebeurt meestal onder invloed van reële of ingebeelde groepsdruk.

Kan je een voorbeeld geven van conformeren?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Sociale beïnvloeding: 2.2 Conformiteit p. 11
Voorbeeld: Stel dat de meeste leerlingen in je klas kleding dragen van bepaalde merken die op dat moment populair zijn, zoals een specifiek sportmerk of streetwear-stijl. Hoewel je zelf liever casual of vintage kleding draagt, begin je toch dezelfde merken en stijlen te dragen als je vrienden, omdat je erbij wilt horen en niet wilt opvallen als ‘anders’.

Deze aanpassing gebeurt omdat je je wilt conformeren aan de norm van de groep, en niet vanwege je eigen smaak of voorkeuren. Dit voorbeeld laat zien hoe sociale druk invloed kan hebben op je keuzes, zelfs in situaties die in eerste instantie vrij persoonlijk lijken, zoals kleding.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Sociale beïnvloeding: 2.2 Conformiteit p. 11
Voorbeeld: Tijdens een groepswerk in de klas beslissen de meeste leerlingen in je groep om niet al te veel moeite te doen voor het project en kiezen ze voor een gemakkelijke en snelle aanpak. Hoewel je zelf perfectionistisch bent en graag goed werk wilt afleveren, ga je toch akkoord met hun beslissing om niet de hele avond te werken. Je past je aan om conflicten te vermijden en omdat je erbij wilt horen, ondanks dat je eigenlijk liever een beter resultaat zou willen behalen.

Dit voorbeeld laat zien hoe conformeren kan plaatsvinden in een schoolcontext, waar groepsdruk en de wens om geaccepteerd te worden, je gedrag en keuzes beïnvloeden.

Maak nu oef. 3 p. 11.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Sociale beïnvloeding: 2.2 Conformiteit p. 11
Oef. 3 p. 11: Waarom willen mensen tot een groep behoren? Leg de link met een ontwikkelingspsychologische theorie.
  • Bijvoorbeeld: Vanuit evolutionair standpunt biedt  het voordelen om bij een groep te horen. Een groep is een belangrijke factor om te overleven: in een groep kun je taken verdelen, in groep jagen verhoogt de kans om aan eten te geraken...
  • Bijvoorbeeld: Tot een groep behoren, vervult onze sociale behoefte (behoeftetheorie van Maslow).

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Sociale beïnvloeding: 2.2 Conformiteit p. 11
Wie kent Muzafer Sherif nog? 
Welk belangrijk experiment heeft hij uitgevoerd in 1954?
  • Robbers Cave
Wie kan het experiment even toelichten?
Wat heeft het experiment aangetoond?
  • Het experiment toonde het belang van groepsgevoel en groepscohesie aan.
Wat is nu de link met ingroups en outgroups? Leg eens uit?

Slide 18 - Tekstslide

Het Robbers Cave-experiment is een beroemd psychologisch onderzoek dat werd uitgevoerd door Muzafer Sherif en zijn collega's in 1954. Het experiment was ontworpen om te onderzoeken hoe groepsconflicten ontstaan en hoe deze kunnen worden verminderd. Het werd uitgevoerd op een zomerkamp voor jongens, waarbij de onderzoekers de dynamiek van intergroepsconflicten en samenwerking bestudeerden.

Opzet van het experiment:
Deelnemers en setting:

Deelnemers: 22 jongens van ongeveer 11-12 jaar oud, afkomstig uit vergelijkbare sociale achtergronden, werden geselecteerd. Ze waren opzettelijk geselecteerd om een homogene groep te vormen.
Setting: Het experiment vond plaats in een zomerkamp in Robbers Cave State Park, Oklahoma, USA. Het kamp was opgezet met gescheiden faciliteiten voor twee groepen.
Fasen van het experiment:

1. Groepsvorming:

De jongens werden willekeurig verdeeld in twee groepen, die "de Rattlers" en "de Eagles" werden genoemd.
In deze fase hadden de groepen geen interactie met elkaar. Ze werden aangemoedigd om groepsidentiteit en cohesie te ontwikkelen door gezamenlijke activiteiten en de opbouw van groepsnormen en -structuren.
2. Conflictfase:

De groepen werden vervolgens blootgesteld aan een reeks competitieve activiteiten, zoals wedstrijden en spellen, die ontworpen waren om de rivaliteit te versterken.
De competitie leidde tot conflicten en vijandigheid tussen de groepen. Dit werd versterkt door beloningen en prijzen die alleen aan de winnaars van de competitie werden gegeven, wat de spanningen en conflicten verder aanwakkerde.
3. Integratiefase:

In deze fase probeerden de onderzoekers de conflicten te verminderen door middel van gezamenlijke activiteiten en situaties die samenwerking vereisten.
Er werden zogenaamde "superordinaire doelen" geïntroduceerd, wat betekent dat de groepen samen moesten werken om gezamenlijke problemen op te lossen, zoals het repareren van een kapotte watertank en het organiseren van een gezamenlijke filmavond. Deze activiteiten vereisten de gezamenlijke inspanning van beide groepen en hielpen om vijandigheid te verminderen en samenwerking te bevorderen.
Belangrijke bevindingen:
Groepsidentiteit en Rivaliteit: Het experiment toonde aan hoe gemakkelijk rivaliteit en vijandigheid kunnen ontstaan tussen groepen, zelfs onder normale omstandigheden. De rivaliteit ontstond voornamelijk door competitie en het creëren van een ‘wij tegen zij’-mentaliteit.

Reductie van Conflict: Het laten samenwerken van de groepen aan gemeenschappelijke doelen bleek effectief in het verminderen van conflicten en het bevorderen van positieve relaties tussen de groepen. Dit suggereert dat gemeenschappelijke doelen en samenwerking kunnen helpen om intergroepsconflicten te verminderen en sociale cohesie te bevorderen.

Impact en Relevantie:
Het Robbers Cave-experiment is een belangrijk onderzoek in de sociale psychologie omdat het inzicht biedt in hoe groepsidentiteit en rivaliteit ontstaan, en hoe conflicten tussen groepen kunnen worden verminderd. Het experiment heeft invloed gehad op ons begrip van groepsdynamiek, conflictresolutie en de noodzaak van gezamenlijke doelen om samenwerking te bevorderen.

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

2. Sociale beïnvloeding: 2.2 Conformiteit p. 11
Wat is nu de link met ingroups en outgroups? Leg eens uit.
  • Definitie: een ingroup is een groep waartoe iemand behoort en waarmee de persoon zich identificeert. De leden van de ingroup delen vaak gemeenschappelijke kenmerken, waarden of doelen en hebben een gevoel van saamhorigheid en solidariteit.
  • In het Robbers Cave-experiment: de twee groepen jongens, de Rattlers en de Eagles, fungeerden als ingroups voor hun respectieve leden. Elk van deze groepen beschouwde zichzelf als een aparte eenheid met eigen normen en waarden.

  • Definitie: een outgroup is een groep waartoe iemand niet behoort en vaak als buitenstaander wordt gezien. Er is vaak minder sympathie en meer rivaliteit of vijandigheid richting de outgroup.
  • In het Robbers Cave-experiment: Voor elk van de ingroups was de andere groep (de Rattlers voor de Eagles en vice versa) de outgroup. De Rattlers beschouwden de Eagles als de outgroup en omgekeerd. Dit leidde tot rivaliteit, competitie, en vijandigheid tussen de twee groepen.

Laten we kort even een filmje over dit experiment bekijken.

Slide 20 - Tekstslide


Het Robbers Cave-experiment is een beroemd psychologisch onderzoek dat werd uitgevoerd door Muzafer Sherif en zijn collega's in 1954. Het experiment was ontworpen om te onderzoeken hoe groepsconflicten ontstaan en hoe deze kunnen worden verminderd. Het werd uitgevoerd op een zomerkamp voor jongens, waarbij de onderzoekers de dynamiek van intergroepsconflicten en samenwerking bestudeerden.

Opzet van het experiment:
Deelnemers en setting:

Deelnemers: 22 jongens van ongeveer 11-12 jaar oud, afkomstig uit vergelijkbare sociale achtergronden, werden geselecteerd. Ze waren opzettelijk geselecteerd om een homogene groep te vormen.
Setting: Het experiment vond plaats in een zomerkamp in Robbers Cave State Park, Oklahoma, USA. Het kamp was opgezet met gescheiden faciliteiten voor twee groepen.
Fasen van het experiment:

1. Groepsvorming:

De jongens werden willekeurig verdeeld in twee groepen, die "de Rattlers" en "de Eagles" werden genoemd.
In deze fase hadden de groepen geen interactie met elkaar. Ze werden aangemoedigd om groepsidentiteit en cohesie te ontwikkelen door gezamenlijke activiteiten en de opbouw van groepsnormen en -structuren.
2. Conflictfase:

De groepen werden vervolgens blootgesteld aan een reeks competitieve activiteiten, zoals wedstrijden en spellen, die ontworpen waren om de rivaliteit te versterken.
De competitie leidde tot conflicten en vijandigheid tussen de groepen. Dit werd versterkt door beloningen en prijzen die alleen aan de winnaars van de competitie werden gegeven, wat de spanningen en conflicten verder aanwakkerde.
3. Integratiefase:

In deze fase probeerden de onderzoekers de conflicten te verminderen door middel van gezamenlijke activiteiten en situaties die samenwerking vereisten.
Er werden zogenaamde "superordinaire doelen" geïntroduceerd, wat betekent dat de groepen samen moesten werken om gezamenlijke problemen op te lossen, zoals het repareren van een kapotte watertank en het organiseren van een gezamenlijke filmavond. Deze activiteiten vereisten de gezamenlijke inspanning van beide groepen en hielpen om vijandigheid te verminderen en samenwerking te bevorderen.
Belangrijke bevindingen:
Groepsidentiteit en Rivaliteit: Het experiment toonde aan hoe gemakkelijk rivaliteit en vijandigheid kunnen ontstaan tussen groepen, zelfs onder normale omstandigheden. De rivaliteit ontstond voornamelijk door competitie en het creëren van een ‘wij tegen zij’-mentaliteit.

Reductie van Conflict: Het laten samenwerken van de groepen aan gemeenschappelijke doelen bleek effectief in het verminderen van conflicten en het bevorderen van positieve relaties tussen de groepen. Dit suggereert dat gemeenschappelijke doelen en samenwerking kunnen helpen om intergroepsconflicten te verminderen en sociale cohesie te bevorderen.

Impact en Relevantie:
Het Robbers Cave-experiment is een belangrijk onderzoek in de sociale psychologie omdat het inzicht biedt in hoe groepsidentiteit en rivaliteit ontstaan, en hoe conflicten tussen groepen kunnen worden verminderd. Het experiment heeft invloed gehad op ons begrip van groepsdynamiek, conflictresolutie en de noodzaak van gezamenlijke doelen om samenwerking te bevorderen.
2. Sociale beïnvloeding: 2.2 Conformiteit p. 11
Ander onderzoek Muzafer Sherif (grondlegger sociale psychologie) - onderzoek naar sociale invloed en groepsdynamica (jaren '30)
Autokinetisch effect = visueel fenomeen waarbij een lichtpunt dat zich in het donker bevindt, zonder referentiepunten om te vergelijken, lijkt te bewegen, zelfs als het daadwerkelijk stil staat. 

Hoe het werkt: lichtpunt in het donker: Het effect wordt vaak waargenomen wanneer een enkel lichtpunt in een donkere ruimte wordt gepresenteerd. Zonder achtergrondobjecten om het lichtpunt te verankeren, lijkt het punt te bewegen, hoewel het echt stil blijft. -> visuele illusie: de beweging die mensen ervaren is een illusie veroorzaakt door kleine oogbewegingen en het gebrek aan referentiepunten in de omgeving.

Als je goed  kijkt naar de grafiek: wat denk je dat het experiment 
inhoudt en aantoont?

Lees nu de uitleg van het onderzoek/experiment (p. 11).



Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Sociale beïnvloeding: 2.2 Conformiteit p. 11
Het onderzoek: autokinetisch effect in een experiment om te onderzoeken hoe individuen hun waarnemingen aanpassen aan die van een groep. In zijn experimenten vond Sherif dat wanneer mensen alleen naar een lichtpunt keken, hun schattingen van de beweging ervan sterk varieerden. Maar wanneer ze in groepen discussieerden over hun waarnemingen, kwamen hun schattingen dichter bij elkaar en begonnen ze te convergeren naar een gemeenschappelijke norm. Dit toonde aan hoe sociale invloed kan leiden tot conformiteit en de vorming van groepsnormen.


Het autokinetisch effect illustreert hoe waarnemingen kunnen worden 
beïnvloed door sociale context en hoe groepsdruk kan leiden tot 
overeenstemming in meningen en percepties.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Sociale beïnvloeding: 2.2 Conformiteit: oef. 4 p. 12
Lees het artikel en beantwoord de vragen. Werk per twee.
- Pas informationele beïnvloeding toe op het artikel.
  • De situatie is onduidelijk. Is needle spiking echt of ingebeeld? Je vormt een persoonlijke norm, maar je bent er onzeker over, waardoor je onder invloed van anderen (media, vrienden …) al snel bij de groepsnorm zult aansluiten.
- Welke mogelijkheden kunnen dergelijke situaties hebben?
  • Er worden mogelijk verbanden gelegd die er niet zijn. Zo bleek dat er nooit iets gevonden is in de flesjes van Coca Cola, ook al werden mensen er ziek van. Dat verkeerde verband beïnvloedt anderen en op die manier verspreidt het ziektegevoel zich. Daardoor wordt dat verkeerde verband nog geloofwaardiger (vicieuze cirkel) en dit kan zelfs leiden tot massahysterie.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Sociale beïnvloeding: 2.2 Conformiteit: oef. 4 p. 12
Lees het artikel en beantwoord de vragen. Werk per twee.

- Geef voorbeelden van informationele beïnvloeding uit je omgeving.
  • Bijvoorbeeld: spieken bij een toets omdat je de antwoorden op de vragen niet kent; een taak overschrijven, omdat je de opgave niet begrijpt; je ouders kennen weinig van zonnepanelen, maar na contact met vrienden en buren die er wel de expertise over hebben, laten ze ook zonnepanelen plaatsen.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Sociale beïnvloeding: 2.2 Conformiteit: Solomon Asch (1907-1996)
  • invloedrijke Pools-Amerikaanse sociaalpsycholoog
  • baanbrekende experimenten over conformiteit en groepsdruk
  • zijn werk = basis voor het begrijpen van hoe individuen hun gedrag en meningen aanpassen aan die van een groep, zelfs wanneer de groepsopvattingen duidelijk in strijd zijn met de werkelijkheid.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Sociale beïnvloeding: 2.2 Conformiteit: Solomon Asch (1907-1996)
Belangrijkste Bijdragen en experimenten:
  • Conformiteitsexperimenten 
  • Invloed op Sociale Psychologie: inzichten opgeleverd groepsdynamiek, sociale beïnvloeding en de manier waarop mensen beslissingen nemen in een groepscontext. Zijn onderzoek toonde aan hoe sterk de behoefte aan conformiteit kan zijn en hoe deze behoefte soms sterker kan zijn dan de behoefte aan accurate waarneming.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Sociale beïnvloeding: 2.2 Conformiteit: Solomon Asch (1907-1996)
  • Asch's Theorie van Vorming van Indrukken:  hoe mensen snel indrukken vormen van anderen. Hij ontdekte dat bepaalde eigenschappen, zoals warmte en competentie, zwaarder wegen dan andere bij het vormen van een oordeel over iemand.

Betekenis van Asch's Werk:  cruciaal voor het begrip van menselijk gedrag in sociale situaties. Ze laten zien hoe groepsdruk kan leiden tot aanpassing van persoonlijke overtuigingen en beslissingen en zijn onderzoek blijft een fundament in de psychologie, met toepassingen in diverse velden zoals onderwijs, marketing, politiek, en organisatorisch gedrag.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Link

Deze slide heeft geen instructies

2. Sociale beïnvloeding: 2.2 Conformiteit: normatieve invloed
Lees het experiment op p. 13 en de uitleg eronder p. 13-14.

Als je nu een eigen omschrijving zou moeten geven van 'normatieve invloed', welk zou dat dan zijn?
  • Normatieve invloed is een vorm van sociale invloed waarbij een individu zich aanpast aan de normen, verwachtingen of gedragingen van een groep om erbij te horen, goedkeuring te krijgen of afwijzing te vermijden, zelfs als ze persoonlijk andere meningen of overtuigingen hebben. Het gaat hierbij niet om het zoeken naar de juiste informatie (zoals bij informationele invloed), maar om de sociale behoefte om geaccepteerd te worden.

Maak nu oef. 5 p. 14.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Sociale beïnvloeding: 2.2 Conformiteit: oef. 5 p. 14
Geef een aantal voorbeelden van normatieve invloed uit je omgeving.
  • Gebruik van taal: gebruiken van dezelfde woorden, uitdrukkingen of slang als je vrienden, ook als dit niet hun normale manier van spreken is, om aansluiting te vinden.
  • Groepsdruk bij alcohol en roken: alcohol/roken/vapen proberen onder groepsdruk, ondanks dat ze eigenlijk niet willen of er tegen zijn, om erbij te horen en niet als “saai” bestempeld te worden.
  • Academische prestaties en werkdruk: je conformeren aan de studiegewoonten van je vrienden, zoals tot laat opblijven om te studeren, ook als je zelf een ander ritme prettiger vindt, om niet als minder ambitieus over te komen. 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Sociale beïnvloeding: 2.2 Conformiteit: oef. 5 p. 14
Geef een aantal voorbeelden van normatieve invloed uit je omgeving.
  • Kledingstijl : modetrends (bvb. croptops) die populair zijn binnen je vriendengroep, ook als deze niet je persoonlijke voorkeur zijn, om niet buiten de groep te vallen.
  • Deelname aan roddelen over medeleerlingen of leraren om erbij te horen, zelfs als je normaal niet zou roddelen of niet gelooft in wat er wordt gezegd, puur om niet als buitenstaander gezien te worden.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Sociale beïnvloeding: 2.2 Conformiteit: publieke conformiteit (inwilliging) p. 14
Kijk naar het filmpje op de volgende slide?
Wat gebeurt er?

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Video

Deze slide heeft geen instructies

2. Sociale beïnvloeding: 2.2 Conformiteit: publieke conformiteit (inwilliging) p. 14
Een gevolg van normatieve invloed kan publieke conformiteit (= inwilliging) zijn

  • = de situatie waarin een individu zich openlijk aanpast aan de gedragingen, meningen of verwachtingen van een groep, maar dit alleen doet om goedkeuring te krijgen of om conflicten te vermijden, zonder dat hun persoonlijke overtuigingen of meningen daadwerkelijk veranderen. 
  • DUS: de conformiteit is oppervlakkig en beperkt tot wat het individu publiekelijk laat zien, terwijl hun privé-opvattingen intact blijven.
  • Kenmerken: oppervlakkige aanpassing, motivatie door sociale druk, tijdelijke gedragsverandering
  • Voorbeelden: een leerling lacht om een grap die hij niet grappig vindt omdat de rest van de groep lacht; iemand stemt in met de mening van de groep tijdens een discussie in de klas, terwijl hij of zij eigenlijk anders denkt, een scholier volgt de kledingstijl van de groep op school, maar kleedt zich thuis heel anders.


Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Sociale beïnvloeding: Onderzoeksopdracht Conformisme

  • je gaat nu zelf in groepjes op onderzoek uit
  • open Google Classroom en kijk goed naar de instructies
  • je krijgt een drietal lessen voor de voorbereiding
  • mogelijks kiezen we daarna een experiment uit om te proberen, let wel dan moet er eerst toestemming aan de directie gevraagd worden


Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies