Grammatica 1.7

Grammatica 1.7
Maandag 16 september 
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatica 1.7
Maandag 16 september 

Slide 1 - Tekstslide

Programma vandaag 
  • Mapje Nederlands aanmaken op je laptop
  • Waar gaan we de komende weken mee bezig?
  • 1.7 grammatica samengestelde zinnen  
  • Blooket

Slide 2 - Tekstslide

Waar gaan we de komende weken mee bezig?


H1 en H2 grammatica, spelling en woorden

Slide 3 - Tekstslide

Mapje Nederlands
  • Klik op het gele mapje (staat vaak onderin de balk op je laptop)
  •  Zoek het kopje documenten op
  • Klik op je rechtermuisknop, nieuw en voeg een nieuwe map met de naam Nederlands toe. 

Slide 4 - Tekstslide

SAMENGESTELDE ZINNEN

In iedere zin staat een persoonsvorm. 

Zinnen met één persoonsvorm en één onderwerp noem je

een enkelvoudige zin. 

 Zinnen met twee of meer persoonsvormen noem je samengestelde zinnen. 

Bij elke persoonsvorm hoort een onderwerp.



Slide 5 - Tekstslide

SAMENGESTELDE ZINNEN

De woordvolgorde van een samengestelde zin hangt af van het voegwoord. Met een voegwoord zoals en, want  en maar staan de persoonsvormen en de onderwerpen naast elkaar.





Opa werkte. Oma deed het huishouden.
Opa werkte en oma deed het huishouden.

Iedereen viert feest. Het is bevrijdingsdag.
Iedereen viert feest, want het is bevrijdingsdag.

Slide 6 - Tekstslide

SAMENGESTELDE ZINNEN

De woordvolgorde van een samengestelde zin hangt af van het voegwoord. Met voegwoorden zoals omdat, doordat  en hoewel hoeven de persoonsvormen en de onderwerpen niet naast elkaar te staan.





Napoleons vrouw had een hondje. Napoleon hield niet van dieren.
Napoelons vrouw had een hondje, hoewel Napoleon niet van dieren hield.

Iedereen viert feest. Het is bevrijdingsdag.
Iedereen viert feest, omdat het bevrijdingsdag is.

Slide 7 - Tekstslide

Enkelvoudige of samengestelde zin?

Ik kom vanavond niet thuis.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 8 - Quizvraag

Als je samengestelde zinnen maakt ...
A
Gebruik je een puntkomma.
B
Gebruik je een dubbele punt.
C
Gebruik je verbindingswoorden.
D
Gebruik je voegwoorden.

Slide 9 - Quizvraag

Samengestelde zinnen

Slide 10 - Tekstslide

Zijn de zinnen enkelvoudig of samengesteld?
Enkelvoudige zin
Samengestelde zin
Omdat het morgen gaat regenen, is de sportdag uitgesteld.
Tijdens de sportdag moeten we nu rekenen
Miranda maakt de hapjes.
We lopen door de regen met onze paraplu.
Marcus fluit een liedje terwijl hij naar school fietst.
Ruby speelt graag gitaar, maar Eli speelt liever piano.

Slide 11 - Sleepvraag

Maken:
Ga naar Talent online en maak 1.7 opdracht 1,3,4,5

Slide 12 - Tekstslide

BLOOKET 

Slide 13 - Tekstslide

Volgende les

Slide 14 - Tekstslide