In deze les zitten 13 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Plattegrond
Slide 1 - Tekstslide
timer
10:00
Slide 2 - Tekstslide
Formatieve toets zinsdelen bespreken
Extra oefenen voor de toets
Slide 3 - Tekstslide
Ik kan de persoonsvorm(en) in een zin vinden
Ik kan een zin in zinsdelen verdelen
Ik kan ow, lv. mv en bwb vinden
Ik kan leestekens in een zin plaatsen
Slide 4 - Tekstslide
Formatieve toets
Je krijgt je toets terug
Wat ging goed?
Wat moet beter en hoe ga je dit doen?
Slide 5 - Tekstslide
Nakijken
Je krijgt je toets terug
Wat ging goed?
Wat moet beter en hoe ga je dit doen?
Hierna kijken we de paragraaf leestekens na
Slide 6 - Tekstslide
samengestelde zinnen en de persoonsvormen in samengestelde zinnen.
Slide 7 - Tekstslide
SAMENGESTELDE ZINNEN
In iedere zin staat een persoonsvorm.
Zinnen met één persoonsvorm en één onderwerp noem je
een enkelvoudige zin.
Zinnen met twee of meer persoonsvormen noem je samengestelde zinnen.
Bij elke persoonsvorm hoort een onderwerp.
Slide 8 - Tekstslide
SAMENGESTELDE ZINNEN
De woordvolgorde van een samengestelde zin hangt af van het voegwoord. Met een voegwoord zoals en, want en maar staan de persoonsvormen en de onderwerpen naast elkaar.
Opawerkte. Omadeed het huishouden.
Opawerkte en omadeed het huishouden.
Iedereenviert feest. Hetis bevrijdingsdag.
Iedereenviert feest, want hetis bevrijdingsdag.
Slide 9 - Tekstslide
SAMENGESTELDE ZINNEN
De woordvolgorde van een samengestelde zin hangt af van het voegwoord. Met voegwoorden zoals omdat, doordat en hoewel hoeven de persoonsvormen en de onderwerpen niet naast elkaar te staan.
Napoleons vrouwhad een hondje.. Napoleonhield niet van dieren.
Napoelons vrouwhad een hondje, hoewel Napoleon niet van dieren hield.