Taalverzorging Samengestelde zinnen goed

Welkom
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Slide 1 - Tekstslide

DOELEN


- Je weet wat een enkelvoudige en een samengestelde zin is. 

- Je kunt de persoonsvormen in samengestelde zinnen correct spellen.

samengestelde zinnen

Slide 2 - Tekstslide

SAMENGESTELDE ZINNEN

In iedere zin staat een persoonsvorm. 

Zinnen met één persoonsvorm en één onderwerp noem je

een enkelvoudige zin. 

 Zinnen met twee of meer persoonsvormen noem je samengestelde zinnen. 

Bij elke persoonsvorm hoort een onderwerp.



Slide 3 - Tekstslide

SAMENGESTELDE ZINNEN

De woordvolgorde van een samengestelde zin hangt af van het voegwoord. Met een voegwoord zoals en, want  en maar staan de persoonsvormen en de onderwerpen naast elkaar.





Opa werkte. Oma deed het huishouden.
Opa werkte en oma deed het huishouden.

Iedereen viert feest. Het is bevrijdingsdag.
Iedereen viert feest, want het is bevrijdingsdag.

Slide 4 - Tekstslide

SAMENGESTELDE ZINNEN

De woordvolgorde van een samengestelde zin hangt af van het voegwoord. Met voegwoorden zoals omdat, doordat  en hoewel hoeven de persoonsvormen en de onderwerpen niet naast elkaar te staan.





Napoleons vrouw had een hondje. Napoleon hield niet van dieren.
Napoelons vrouw had een hondje, hoewel Napoleon niet van dieren hield.

Iedereen viert feest. Het is bevrijdingsdag.
Iedereen viert feest, omdat het bevrijdingsdag is.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Wat is het verschil tussen een enkelvoudige en samengestelde zin?

Slide 7 - Woordweb

Enkelvoudige of samengestelde zin?

Ik kom vanavond niet thuis.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 8 - Quizvraag

Welke zinnen zijn samengestelde zinnen?
A
Bram voetbalt en hij zit op tafeltennis.
B
Door de vele fietsers in de stad kan de tram lastig rijden.
C
Na de kerstvakantie begint het nieuwe kalenderjaar.
D
Terwijl ik op de bus wachtte, werd ik nat gespetterd door een auto.

Slide 9 - Quizvraag

Welke zinnen zijn samengestelde zinnen?
A
De temperatuur zal morgen in het noorden van het land dalen naar zo’n 18 graden.
B
Omdat ik mijn arm in het gips heb, kan ik niet mee naar het zwembad.
C
Tijdens mijn maatschappelijke stage in het ziekenhuis heeft Ahmed veel geleerd.
D
In onze klas werd fel gediscussieerd over de ruzie tussen Herman en Boris.

Slide 10 - Quizvraag

Welke zinnen zijn samengestelde zinnen?
A
Nu is een selfie in een seconde gepiept, maar is het resultaat daarom minder waard?
B
Tijdens het Museumweekend presenteerde de organisatie het allereersteSelfiemuseum.
C
Geen van beide

Slide 11 - Quizvraag

PERSOONSVORMEN IN SAMENGESTELDE ZINNEN


Eerder leerde je hoe je de persoonsvormen en onderwerpen kunt vinden in samengestelde zinnen.


In deze les leer je de persoonsvormen goed spellen.



Slide 12 - Tekstslide

PERSOONSVORMEN

IN EEN SAMENGESTELDE ZIN

Zet de zin in een andere tijd:

Je maakt van de tegenwoordige tijd verleden tijd, of andersom. 

De werkwoorden die veranderen, zijn de persoonsvormen.


VOORBEELD:

Lotte denkt dat haar cijfer een voldoende is.


Lotte dacht dat haar cijfer een voldoende was.

Slide 13 - Tekstslide

Het regent de hele dag.
Wat is de persoonvorm?
A
dag
B
regent
C
het
D
hele

Slide 14 - Quizvraag

Henk eet chips, omdat hij dat heel erg lekker vindt.


A
De zin heeft één persoonsvorm.
B
De zin heeft twee persoonsvormen.
C
De zin heeft drie persoonsvormen.
D
De zin heeft vier persoonsvormen.

Slide 15 - Quizvraag

Het verbaasde me dat ik jou blijkbaar niet kon vertrouwen.


A
De zin heeft vier persoonsvormen.
B
De zin heeft één persoonsvorm.
C
De zin heeft twee persoonsvormen.
D
De zin heeft drie persoonsvormen.

Slide 16 - Quizvraag

schema werkwoordspelling

Slide 17 - Tekstslide

PERSOONSVORMEN

 IN SAMENGESTELDE ZINNEN

Juist spellen van de persoonsvormen:

- Controleer of het werkwoord een persoonsvorm is

- Kijk of het werkwoord in de tegenwoordige tijd (tt) of in de verleden tijd (vt) staat

- Kijk naar het onderwerp om te zien of de pv enkelvoud (ev) of meervoud (mv) is

- Vul de juiste vorm van het werkwoord in


Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Het regent de hele dag en daar word ik niet blij van.
Wat zijn de persoonvormen?
A
dag + blij
B
regent + word
C
het + de
D
regent + blij

Slide 20 - Quizvraag

Aan de slag!

Slide 21 - Tekstslide