Inleidende les nwg / wwg (tweede)

WERKWOORDELIJK GEZEGDE 

NAAMWOORDELIJK GEZEGDE

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

WERKWOORDELIJK GEZEGDE 

NAAMWOORDELIJK GEZEGDE

Slide 1 - Tekstslide

Alles begint met een
PERSOONSVORM

= ja-/neenvraag > eerste woord = pv

Slide 2 - Tekstslide


Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Jasmijn eet een koekje op maandagavond.


A
eet
B
Jasmijn
C
een koekje

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Jasmijn is een student van KOBOS.
A
Jasmijn
B
is
C
student

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Er worden in deze klas te weinig vragen gesteld!
A
Er
B
worden
C
vragen
D
gesteld

Slide 5 - Quizvraag

NOG EVEN HERHALEN
Wat is het verschil tussen de volgende twee zinnen?


De hond bijt de man.

De hond is een bijter.



Slide 6 - Tekstslide

ZINNEN MET EEN ACTIE / HANDELING
Jasmijn eet een koekje op maandagavond.
> Jasmijn doet iets 

 werkwoordelijk gezegde

wwg in deze zin = 'eet'
Jasmijn eet een koekje.

Slide 7 - Tekstslide

ZINNEN MET EEN EIGENSCHAP / TOESTAND
Jasmijn is een student op KOBOS.
> Jasmijn is iets.

 naamwoordelijk gezegde
!! nwg = ww + 'wat iemand is'

nwg in deze zin = 'is een student'
Jasmijn is een student op Kobos.

Slide 8 - Tekstslide

Een werkwoordelijk gezegde is een zin waarin iets wordt gedaan.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

In een naamwoordelijk gezegde is iemand iets.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde?

'Hij is een dokter op de wachtpost in Puurs.'


A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 11 - Quizvraag

Werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde?

'Hij heeft de dokter keihard in zijn gezicht geslagen.'
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 12 - Quizvraag

EXTRA HULPMIDDELTJE (nwg) KOPPELWERKWOORDEN
Z
W
O
B
B
E
L
S

Slide 13 - Tekstslide

'Dat is een goed idee van de leerlingenraad.'
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 14 - Quizvraag

'Zij werd gisteren uitgenodigd op het feestje.'
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 15 - Quizvraag

'Zij blijkt een goede docent te zijn.'
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 16 - Quizvraag

'Zij blijkt een broodje te hebben gekocht.'
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 17 - Quizvraag

'Zij houdt van dansen op romantische muziek!'
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 18 - Quizvraag

'Onze leerkracht geschiedenis wil niet gestoord worden.'
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 19 - Quizvraag

'Hij is daar volgens mijn moeder nog nooit geweest.'
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 20 - Quizvraag

braindump
wwg / nwg

Slide 21 - Woordweb