Toets Klas 2 MM H3.

Test Jezelf H3: Wat mag wel en wat mag niet?
3.1: 16 vragen
3.2:  9 vragen 
3.3:  7 vragen
3.4:  8 vragen

Totaal: 40 vragen
Veel succes!
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
mens eVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Test Jezelf H3: Wat mag wel en wat mag niet?
3.1: 16 vragen
3.2:  9 vragen 
3.3:  7 vragen
3.4:  8 vragen

Totaal: 40 vragen
Veel succes!

Slide 1 - Tekstslide

3.1 Wetten en regels

Slide 2 - Tekstslide

1. Een plicht is alles wat je ...
A
mag
B
moet

Slide 3 - Quizvraag

2. Belasting betalen
A
Recht
B
Plicht

Slide 4 - Quizvraag

3. Stemmen tijdens verkiezingen
A
Recht
B
Plicht

Slide 5 - Quizvraag

4. Wachten met oversteken tot het stoplicht groen is
A
Recht
B
Plicht

Slide 6 - Quizvraag

5. Een uitkering aanvragen als je werkloos wordt
A
Recht
B
Plicht

Slide 7 - Quizvraag


A
overtreding
B
misdrijf

Slide 8 - Quizvraag


A
overtreding
B
misdrijf

Slide 9 - Quizvraag

8. Hoe weet je welke straf je kan krijgen als je de wet overtreedt?

Slide 10 - Open vraag

9. Het gedogen van de verkoop van softdrugs is een strafbaar feit.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

10. Het overtreden van de wet noemen we een strafbaar feit.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

11. De rechten en plichten van burgers zijn in wetten vastgelegd.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

12. De persoon die onderzoekt of de verdachte schuldig is en de straf bepaalt, is de ... .
A
verdachte
B
rechter
C
officier van justitie
D
advocaat

Slide 14 - Quizvraag

Rechter
Advocaat
Ovj
Bode
Griffier
Verdachte
Journalist
Publiek

Slide 15 - Sleepvraag

14. Welke persoon in de rechtszaal houdt een voordracht: een requisitoir?
A
Advocaat
B
Rechter
C
Officier van Justitie
D
Griffier

Slide 16 - Quizvraag

15. Welke persoon in de rechtszaal houdt een voordracht: een pleidooi?
A
Advocaat
B
Rechter
C
Officier van Justitie
D
Griffier

Slide 17 - Quizvraag

16. Waar staat de afkorting tbs voor?

Slide 18 - Open vraag

3.2 Hoe verloren vorsten hun macht?

Slide 19 - Tekstslide

17. Wat was een reden voor de Franse Revolutie
A
De koning zorgde dat het land arm werd
B
De belastingen stegen voor de boeren & burgerij
C
Er was jaren lang een slechte oogst
D
Alle drie zijn juist

Slide 20 - Quizvraag

18. Wie was de koning van Frankrijk?
A
Lodewijk XIV
B
Lodewijk XVI
C
Lodewijk XCI
D
Lodewijk III

Slide 21 - Quizvraag

19. Wat is een ander woord voor de wetenschappelijke revolutie?
A
De Inlichting
B
De Uitlichting
C
De Verlichting
D
De Voorlichting

Slide 22 - Quizvraag

Franse Revolutie

Bataafse Revolutie
Veel doden
Weinig doden
De dood van een koning
Koning blijft leven
Duurde 1 jaar
Duurde 10 jaar

Slide 23 - Sleepvraag

21. Welke revoluties vonden plaats in de 'de tijd van Pruiken en Revoluties'?
A
Parlementaire revolutie
B
de Verlichte revolutie
C
de Bataafse revolutie
D
de Franse revolutie

Slide 24 - Quizvraag

22. Wat gebeurde er in het jaar 1798?
A
Grondwetswijzing (NL wordt rechtstaat)
B
Grondwetswijzing (NL wordt democratie)
C
Grondwetswijzing (We krijgen een koning ivp napoleon)
D
het Pruisische leger valt binnen

Slide 25 - Quizvraag

23. Welke stroming ontstond er tijdens de 'tijd van pruiken en revoluties'
A
de verlichting
B
de Verlichte revolutie
C
Het absolutisme
D
de Franse revolutie

Slide 26 - Quizvraag

24. Welke partijen hadden met elkaar ruzie tijdens de Bataafse revolutie? (meerdere antwoorden zijn goed)
A
De Pruisen
B
De Orangisten
C
de Patriotten
D
De Fransen

Slide 27 - Quizvraag

25. In welk jaar vond de Franse revolutie plaats
A
1879
B
1978
C
1798
D
1789

Slide 28 - Quizvraag

3.3 Hoe zijn rechten en plichten in Nederland geregeld?

Slide 29 - Tekstslide

26. Koning Willem I ...
A
bepaalde wie er in de volksvertegenwoordiging zat
B
maakt uit hoe er wordt geregeerd. Er is wel een Tweede Kamer, met mannen die door Nederlanders zijn gekozen,
C
komt in opstand
D
krijgt opdracht een nieuwe grondwet te schrijven.

Slide 30 - Quizvraag

27. Het volk in Parijs
A
bepaalde wie er in de volksvertegenwoordiging zat
B
maakt uit hoe er wordt geregeerd. Er is wel een Tweede Kamer, met mannen die door Nederlanders zijn gekozen,
C
komt in opstand
D
krijgt opdracht een nieuwe grondwet te schrijven.

Slide 31 - Quizvraag

28. Johan Thorbecke...
A
bepaalde wie er in de volksvertegenwoordiging zat
B
maakt uit hoe er wordt geregeerd. Er is wel een Tweede Kamer, met mannen die door Nederlanders zijn gekozen,
C
komt in opstand
D
krijgt opdracht een nieuwe grondwet te schrijven.

Slide 32 - Quizvraag

29. Leg in je eigen woorden uit wat een minister doet.

Slide 33 - Open vraag

30. Wie leest de Troonrede voor?
A
Mark Rutte
B
Princes Maxima
C
Koning Willem-Alexander
D
Minister van Financien

Slide 34 - Quizvraag

31. Wanneer vindt Prinsjesdag elk jaar plaats?
A
tweede dinsdag van augustus
B
derde dinsdag van september
C
vierde dinsdag van september
D
derde maandag van oktober

Slide 35 - Quizvraag

32. Elk jaar maakt de regering een begroting. Wat is een begroting?

Slide 36 - Open vraag

3.4 Alle mensen dezelfde rechten

Slide 37 - Tekstslide

33. De VN zijn een ... organisatie.
A
Europese
B
Nederlandse
C
wereldwijde

Slide 38 - Quizvraag

34. ... zijn lid van de VN.
A
Alle landen uit Europa
B
Landen van over de hele wereld

Slide 39 - Quizvraag

35. De Universele Verklaring geldt voor alle landen van de VN.
A
juist
B
onjuist

Slide 40 - Quizvraag

36. De Blauwhelmen hebben als taak: Burgers beschermen tegen een oorlog.
A
ja
B
nee

Slide 41 - Quizvraag

37. In een oorlog vechtende partijen uit elkaar houden.
A
ja
B
nee

Slide 42 - Quizvraag

38. Wanneer vond de burgeroorlog in Joegaslavie plaats?
A
1985-1991
B
1990 -1995
C
1999 - 2002
D
1991 - 1999

Slide 43 - Quizvraag

39. Welk land is niet ontstaan uit het voormalig Joegoslavie?
A
Bulgarije
B
Kroatie
C
Slovenie
D
Bosnië en Herzegovina

Slide 44 - Quizvraag

40. Wie moest de moslims in Srebrenica beschermen?
A
Nederland namens de VN
B
De Kroaten
C
De Serviers

Slide 45 - Quizvraag

Hoe moelijk vond je deze toets?
A
Heel makkelijk
B
Makkelijk
C
Moeilijk
D
Heel moeilijk

Slide 46 - Quizvraag

Einde toets

Slide 47 - Tekstslide