18.1 Prikkels en neuronen

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 18
Gebruik je hersens

Over het zenuwstelsel en spieren


TOETS over H18 & 19

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

In de video zag je een ernstige vorm van Parkinson, een zenuwaandoening. Bedenk zoveel mogelijk dingen die mis kunnen gaan als het zenuwstelsel niet goed werkt.
timer
1:30

Slide 4 - Open vraag

Doel hoofdstuk 18
Na dit hoofdstuk kun je:
  • De werking van een gezond zenuwstelsel uitleggen
  • symptomen van zenuwziekten (deels) verklaren en voorspellen
  • de werking van pijnstillers / drugs / medicijnen op een organisme (deels) verklaren en voorspellen
  • Verklaren hoe organismen met behulp van het zenuwstelsel kunnen reageren op hun omgeving.

Slide 5 - Tekstslide

Doelen vandaag
  • Je kent de verschillende functies van het zenuwstelsel
  • Je kunt verschillende functies van het zenuwstelsel indelen: animaal, autonoom, orthosympatisch, parasympathisch (ook rest vh hfst)
  • Je kunt verschillende delen van het zenuwstelsel anatomisch indelen onder het centraal en perifeer zenuwstelsel. 
  • Je kunt de drie verschillende typen neuronen én de gliacellen van elkaar onderscheiden op basis van uiterlijk en werking

18.1 leren, lesson-up maken, thema 10 opdracht 1 maken

Slide 6 - Tekstslide

zenuwstelsel en spieren
samenwerking in het lichaam:

  • de antennes (alle zintuigen)
  • de verwerking (hersenen, ruggenmerg, zenuwen)
  • het reageren (spieren en klieren)
  • het regelen en aansturen (hormoon- en zenuwstelsel)

Slide 7 - Tekstslide

samenwerking in het lichaam:

de antennes (alle zintuigen)
de verwerking (hersenen, ruggenmerg, zenuwen)
het reageren (spieren en klieren)
het regelen en aansturen (hormoon- en zenuwstelsel)

Slide 8 - Tekstslide

prikkel
= verandering in je omgeving die je kunt waarnemen (zowel binnen als buiten lichaam)

opgevangen door receptoren (gespecialiseerd in één type prikkel)
vaak gelegen in een zintuig)

Slide 9 - Tekstslide

Impuls
een receptor zet een prikkel om in een impuls (actiepotentiaal), en geeft dit door aan een zenuwcel

via de zenuwcellen komt de impuls bij je hersenen terecht
 

Slide 10 - Tekstslide

Prikkelsterkte

    Sterkere prikkel  = toename impulsfrequentie 

    De impulssterkte blijft altijd hetzelfde 

    Slide 11 - Tekstslide

    drempelwaarde
    Een receptor zet een prikkel om in een impuls (elektrisch stroompje), en geeft dit door aan een zenuwcel

    De zwakste prikkel waardoor een receptor nog geprikkeld kan worden, noem je de drempelwaarde ofwel prikkeldrempel. Een prikkel die onder de prikkeldrempel zit, levert geen impulsen op 

    sterkere prikkel = toename impulsfrequentie 

    Slide 12 - Tekstslide

    Gewenning
    Als de prikkel aanhoudt, dan zal er gewenning optreden....

    Gevolg: drempelwaarde gaat omhoog, minder tot geen impulsen worden afgegeven


    Slide 13 - Tekstslide

    Luister, voel en kijk in stilte aandachtig naar je omgeving.

    Welke prikkels heb je tot op heden ontvangen deze les waarvan je je niet bewust was?

    Slide 14 - Open vraag

    (niet) adequate prikkel
    De adequate prikkel = de prikkel waarvoor de receptor het meest gevoelig is (hele lage drempelwaarde)


    Niet adequate prikkel
    Een klap op je ogen kan voor sterretjes zorgen (receptoren hebben de klap omgezet in impulsen), maar de prikkel is dan geen lichtprikkel. Toch zullen die receptoren wel impulsen afgeven.

    De drempelwaarde hiervoor ligt enorm hoog (bij een klein tikje zal je namelijk geen sterretjes zien)

    Slide 15 - Tekstslide

    Anatomie
    Centraal:
    Ruggemerg en Hersenen
    schakelcellen

    Perifeer:
    sensorische en motorische neuronen.


    Slide 16 - Tekstslide

    een zenuwcel/ neuron
    • cellichaam met kern
    • dendrieten - impuls naar cellichaam toe
    • axon met eindboompje - impuls van cellichaam af
    • myeline schede (cellen van Schwann die zich om de uitloper wikkelen) - elektrische isolatie
    • sprongsgewijze geleiding

    Slide 17 - Tekstslide

    Slide 18 - Tekstslide

    De myelineschede bij een neuron wordt gevormd door cellen van Schwann. Over de functie van deze cellen van Schwann worden twee beweringen gedaan.
    1. Door de aanwezigheid van cellen van Schwann verplaatsen de impulsen zich sneller over de zenuwceluitloper dan zonder aanwezigheid van deze cellen.
    2. Via cellen van Schwann kunnen impulsen worden overgedragen op andere zenuwcellen.

    Welke van deze beweringen is of welke zijn juist?
    A
    1
    B
    2
    C
    beide juist
    D
    beide onjuist

    Slide 19 - Quizvraag

    Slide 20 - Tekstslide

    Slide 21 - Tekstslide

    Slide 22 - Tekstslide

    Uit welke soort cellen bestaan je hersenen voornamelijk?
    A
    Sensorische zenuwcellen
    B
    Motorische zenuwcellen
    C
    Schakelcellen

    Slide 23 - Quizvraag

    Welke deel van een neuron geleidt impulsen van het cellichaam af?
    A
    het celmembraan
    B
    meylineschede
    C
    axon
    D
    dendriet

    Slide 24 - Quizvraag


    A
    Dit is een motorische zenuwcel; impulsen lopen van 4 naar 5
    B
    Dit is een motorische zenuwcel; impulsen lopen van 5 naar 4
    C
    Dit is een sensorische zenuwcel; impulsen lopen van 4 naar 5
    D
    Dit is een sensorische zenuwcel; impulsen lopen van 5 naar 4

    Slide 25 - Quizvraag


    Slide 26 - Open vraag

    Hoe versnelt een myelineschede de impulsgeleiding? (2p)

    Slide 27 - Open vraag

    Steuncellen
    zenuwweefsel bestaat uit +/- evenveel zenuwcellen als steuncellen
    - zenuwcellen ontvangen, geleiden en geven impulsen door
    - steuncellen vervoeren geen impulsen maar hun taak is onderhoud en bescherming

    • astrocyten (onderhoud binnen CZS)
    • micro glyocyten (bescherming binnen CZS)
    • cellen van schwann (impulsgeleiding bij perifeer ZS bij één neuron)
    • oligodendrocyten (impulsgeleiding binnen CZS bij +- 50 neuronen)

    Slide 28 - Tekstslide

    micro glyocyt
    astrocyt
    neuron
    oligodendrocyt

    Slide 29 - Tekstslide

    Wat is het verschil tussen cellen van Schwann en oligodendrocyten?

    Slide 30 - Open vraag

    Geef antwoord op deze vraag in de volgende slide

    Slide 31 - Tekstslide

    Welke cellen vertonen deze verstoorde werking?
    A
    motorische neuronen
    B
    schakelneuronen
    C
    sensorische neuronen

    Slide 32 - Quizvraag

    Je stapt onder de douche. Je voelt dat het water nog heel koud is en springt gelijk weer uit de douche.

    Benoem de stappen die plaatsvinden in je lichaam vanaf het moment dat je het water voelt tot aan het moment dat je wegspringt. Gebruik de termen prikkel, receptor, impuls, sensorische zenuwcel en motorische zenuwcel

    Slide 33 - Open vraag

    Rond 300 voor Christus bestond in Alexandrië een plaats aan de Middellandse Zee, een bloeiend wetenschappelijk centrum. Bekende geleerden uit deze zogenaamde Alexandrijnse school zijn Herophilus en Erasistratus. Zij bestudeerden onder andere de bouw en werking van het menselijk lichaam.
    Herophilus onderzocht hersenen en zenuwen. Hij zag dat sommige beschadigingen van zenuwen leidden tot verlamming, andere tot gevoelloosheid. Tegenwoordig maken we onderscheid tussen sensorische en motorische zenuwcellen en schakelcellen.
    Welke van deze typen zenuwcellen komen voor in de zenuwen die Herophilus heeft gezien?
    A
    alleen motorische zenuwcellen en schakelcellen
    B
    alleen motorische zenuwcellen en sensorische zenuwcellen
    C
    alleen schakelcellen en sensorische zenuwcellen
    D
    motorische zenuwcellen, schakelcellen en sensorische zenuwcellen

    Slide 34 - Quizvraag

    Een impuls wordt overgedragen van cel op cel. Welke cellen kunnen dit zijn?

    I - motorische zenuwcel op spiercel
    II - schakelcel op schakelcel
    III - motorische zenuwcel op schakelcel
    IV - schakelcel op sensorische zenuwcel
    A
    I en II
    B
    II en III
    C
    III en IV
    D
    I en IV

    Slide 35 - Quizvraag

    Aan het werk
    - Neem de tabel over en vul deze verder in
    - Gebruik hiervoor deze Lesson Up + de theorie van 18.1 van 10vb








    timer
    15:00

    Slide 36 - Tekstslide