In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Goedemorgen H4E!
Pak vast je huiswerk erbij
Vragen bij de tekst 'De dierentuin'
Slide 1 - Tekstslide
Regels in de klas
Begin van de les pak je je spullen/huiswerk
Telefoons in je broekzak/tas
Huiswerk gemaakt
Opgeladen laptop + spullen in orde
Slide 2 - Tekstslide
Verhaalanalyse
Aan het einde van de les:
Weet je welke perspectieven er zijn in een verhaal
Kun je in een verhaal het perspectief benoemen
Kun je de open plekken uit een verhaal halen en ook de andere stijlmiddelen uit een verhaal halen
Slide 3 - Tekstslide
Planning deze les
nakijken huiswerk 'De dierentuin'
herhalen theorie (h8) handeling
theorie (h9) perspectief
theorie (h10) spanning
opdrachten
inzien toets werkwoordspelling
Slide 4 - Tekstslide
Nakijken 'De dierentuin'
Pas de volgende begrippen toe op dit verhaal: hoofdpersoon, doel, helper, tegenstander.
Geef een beargumenteerd oordeel over de oppasser. Vind je hem een held, een roekeloze waaghals, iemand zonder moraal, een echte dierenvriend of heb je een andere visie? Leg je antwoord uit.
Hoe is de verhouding tussen vertelde tijd en verteltijd in deze tekst te typeren: vooral vertraging of versnelling?
Beschrijf de ruimte van het verhaal?
In r. 56 staat ‘Zo was het gekomen. Zo was hij ertoe gekomen.’ Deze zinnen vormen een open plek: waar is de oppasser toe gekomen? Geef in maximaal 15 woorden de invulling van deze open plek.
In r. 85-86 staat ‘In werkelijkheid dacht hij aan de twee kogels in het vlees van de dode.’ Deze regels verwijzen naar een eerdere passage. Citeer het zinsgedeelte waarnaar terugverwezen wordt.
Leg beargumenteerd uit of ‘De dierentuin’ een open of gesloten einde heeft.
Slide 5 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen een open en een gesloten einde?
Slide 6 - Open vraag
Handeling (1)
open einde: je weet niet precies hoe het afloopt
gesloten einde: het is duidelijk hoe het afloopt
Slide 7 - Tekstslide
In het verhaal 'Een nagelaten bekentenis' van Marcellus Emants lezen we in het begin van het boek dat de vrouw van het hoofdpersonage dood is en dat hij haar heeft begraven...
Hoe noemen we deze manier om een verhaal te beginnen?
A
in medias res
B
ab ovo
C
post rem
Slide 8 - Quizvraag
Handeling (2)
ab ovo: vanaf het begin (letterlijk: vanaf het ei)
in medias res: midden in het verhaal
post rem: begin bij het einde
Slide 9 - Tekstslide
Nieuwe theorie
h9 perspectief
Slide 10 - Tekstslide
Welk drie perspectieven zijn er?
Slide 11 - Woordweb
Wat is het perspectief?
Hij keek op zijn lichtgevend horloge, dat aan een spijker hing. ‘Kwart voor zes,’ mompelde hij, ‘het is nog nacht.’ Hij wreef zich in het gezicht. ‘Wat een ellendige droom,’ dacht hij. ‘Waar ging het over?’ Langzaam kon hij zich de inhoud te binnen brengen. Hij had gedroomd, dat de huiskamer vol bezoek was. ‘Het wordt dit weekeind goed weer,’ zei iemand.
A
Ik
B
Personaal (hij/zij)
C
Auctoriaal (alwetend)
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het perspectief?
"Anton woonde in het tweede huis van links: dat met het rieten dak. Het heette al zo toen zijn ouders het kort voor de oorlog huurden; zijn vader had het eer der ‘Eleutheria’ genoemd of iets dergelijks, maar dan geschreven in griekse letters. Ook al voordat de catastrofe plaatsvond, had Anton de naam ‘Buitenrust’ niet opgevat als de rust van het buitenzijn, maar als iets dat buiten de rust was."
A
Ik
B
Personaal (hij/zij)
C
Auctoriaal (alwetend)
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het perspectief?
"De eerste tien jaar van mijn leven was ik niet arm. Ik was op veel manieren anders dan de mensen om mij heen, maar armer was ik niet. Dat weet ik. Er is een moment geweest waarop ik het merkte. Dat herinner ik me als de dag van gisteren."
A
Ik-perspectief
B
Personaal (hij/zij)
C
Auctoriaal (alwetend)
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Spanning in een verhaal
Slide 16 - Tekstslide
Hoe kan een verhaal spannend worden gemaakt?
Slide 17 - Woordweb
Spanning (1)
Wordt beïnvloed door:
- tijd
- ruimte
- vertelwijze
Slide 18 - Tekstslide
Opdracht
Welke vragen komen er in je op naar aanleiding van dit fragment?
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Welke vragen komen er in je op naar aanleiding van dit fragment?
Slide 21 - Open vraag
Vragen
Wat is hier aan de hand?
Wat is de belangrijkste open plek?
Wordt die ingevuld?
Wat voor een einde heeft dit fragment?
"Nog één ogenblik zag ik hem zo staan, tegen de achtergrond van het bos. De stemmen van mijn tochtgenoten klonken niet ver weg, op het pad tussen de bomen. Ik keek om, maar hij was al verdwenen, ik weet niet in welk richting. De bladeren bewogen nauwelijks, ook de wind kon ze zo doen beven. Ik liep terug en voegde mij bij de patrouille. Was het werkelijk Oeroeg? Ik weet het niet en zal het nooit weten. Ik heb zelf het vermogen verloren hem te herkennen."