P1_4_verhaalanalyse_les 3

Verhaalanalyse
Aan het einde van de les:
  • Kun je de tijd in een verhaal beschrijven met begrippen
  • Kun je uitleggen welke manipulatietechnieken een schrijver kan toepassen in een verhaal
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Verhaalanalyse
Aan het einde van de les:
  • Kun je de tijd in een verhaal beschrijven met begrippen
  • Kun je uitleggen welke manipulatietechnieken een schrijver kan toepassen in een verhaal

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Werkwoordspelling
  • Check huiswerk
  • Herhaling theorie vorige les
  • Theorie verhaalanalyse

Slide 2 - Tekstslide

Oefenen werkwoordspelling
  1. Opa en oma ... (verpotten) de planten, toen de potten te klein bleken.

  2. Tom vroeg: '... (worden) je ook gek van het slechte weer?'

  3. De spits nam de penalty, maar de bal ... (stuiten) tegen de lat.




Slide 3 - Tekstslide

Oefenen werkwoordspelling
  1. Opa en oma ... (verpotten) de planten, toen de potten te klein bleken.

  2. Tom vroeg: '... (word) je ook gek van het slechte weer?'

  3. De spits nam de penalty, maar de bal ... (stuitte) tegen de lat.




Slide 4 - Tekstslide

Check huiswerk

  • SP+IP deel 1: instaptoets en opdracht 2+3
  •  Inleveren leesautobiografie



Slide 5 - Tekstslide

Welke personages kunnen er in een verhaal zitten?

Slide 6 - Woordweb

Personages
  • Welke personages heb je in een verhaal?
  • hoofdpersonen en bijpersonen

  • Wat is het verschil tussen een round en een flat character?
  • round = rond, personage ontwikkelt zich --> karakter
  • flat = plat, personage ontwikkelt zich niet --> stereotypen

Slide 7 - Tekstslide

Leg het verschil uit tussen een flashback en een terugverwijzing.

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Hoe kan een auteur spelen met de tijd in een verhaal?

Slide 10 - Woordweb

Manipulatietechnieken

Slide 11 - Tekstslide

Manipulatietechnieken (1)
  • open plek: je hebt als lezer een vraag, omdat informatie ontbreekt --> informatieachterstand




Slide 12 - Tekstslide

'Oeroeg was mijn vriend.’
Citaat uit 'Oeroeg' van Hella Haasse

Slide 13 - Tekstslide

'Oeroeg was mijn vriend.’
Citaat uit 'Oeroeg' van Hella Haasse
Waarom was?
Wat is er gebeurd tussen toen en nu?
Wie is Oeroeg?

Slide 14 - Tekstslide

Manipulatietechnieken (2)
  • Flashback: teruggrijpen op iets wat eerder is gebeurd

  • Flashforward: tipje van de sluier over wat in de toekomst gaat gebeuren



'Die avond, waarop alles in een nieuw licht kwam te staan, zou ik, zoals alle donderdagen eigenlijk dineren met meneer Jamieson, een groothandelaar in huiden en tabak, en misschien daarna wat gaan dansen.’
Citaat uit 'Een schitterend gebrek' van Arthur Japin

Slide 15 - Tekstslide

Manipulatietechnieken (3)
  • tijdsprong: een stuk tijd overslaan






'Een paar dagen later kreeg Katadreuffe een brief.’
Citaat uit 'Karakter' van Bordewijk

Slide 16 - Tekstslide

Manipulatietechnieken (3)
  • tijdsprong: een stuk tijd overslaan


  • tijdsverdichting: een heel stuk tijd kort samenvatten



'De jonge Katedreuffe had inmiddels de lagere school afgelopen, zijn moeder liet hem daarna geen ambacht leren, hij moest zichzelf maar door de wereld slaan, zij had het ook gemoeten.’
'Citaat uit 'Karakter' van Bordewijk
'Een paar dagen later kreeg Katadreuffe een brief.’
Citaat uit 'Karakter' van Bordewijk

Slide 17 - Tekstslide

'De dierentuin' (p. 5)
  1. Beschrijf in ongeveer twee zinnen waar het verhaal over gaat.
  2. Beschrijf de volgende begrippen: hoofdpersoon, doel van de hp, helper en tegenstander.
  3. 'Zo was...ertoe gekomen' (r. 54): open plek. Leg uit waartoe de oppasser is gekomen. Wat is hij gaan doen?
  4. 'In werkelijkheid...de dode' (r. 81-82). Waarnaar verwijst deze terugverwijzing? Noem de regelnummers.
  5. Heeft dit verhaal een open of een gesloten einde? Leg uit.

Slide 18 - Tekstslide

Spelling en Interpunctie 1
- aaneenschrijven
- samenstellingen

Slide 19 - Tekstslide

Aaneenschrijven
Samengestelde zelfstandige naamwoorden schrijf je zoveel mogelijk aaneen, omdat ze een betekeniseenheid vormen.
 operatie + assistent = operatieassistent

Dit geldt ook voor drieledige samenstellingen.
hogesnelheidstrien, derdewereldland

Slide 20 - Tekstslide

Aaneenschrijven
Veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden schrijf je aaneen. 
- alcoholvrij
- energiezuinig
- veelbesproken

Slide 21 - Tekstslide

Aaneenschrijven
Veel samengestelde werkwoorden schrijf je aaneen.
- gebruikmaken
- koffiezetten
- polsstokhoogspringen

Slide 22 - Tekstslide

Aaneenschrijven
Voornamelijke bijwoorden (woorden met er, daar, hier en waar) schrijf je aaneen.
- erin
- daarvoor
- waartegenover

Slide 23 - Tekstslide

Aaneenschrijven
Getallen tot duizend (in letters) schrijf je aaneen. Na het woord duizend volgt een spatie. De woorden miljoen, miljard enz. schrijf je los.
- tweeëntwintig
- zesduizend
- vierhonderzeventien
- drie miljoen

Slide 24 - Tekstslide

Aaneenschrijven
Let op:
Je hebt er tenslotte (uiteindelijk) een hoop moeite voor moeten doen.

Ten slotte (aan het eind) volgt een samenvatting.

Slide 25 - Tekstslide

Samenstellingen
Wanneer je van twee of meer woorden een nieuw woord maakt, spreek je van een samenstelling.
woord en boek = woordenboek
woordenboek en verkoper = woordenboekverkoper enz.
Basisregel:
Schrijf samenstellingen zoveel mogelijk aan elkaar. 
Alleen als de samenstelling moeilijk te lezen is, zet je een streepje. 
video-installatie

Slide 26 - Tekstslide

Samenstellingen met een tussen-n
Schrijf -en wanneer het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat een meervoud op -en heeft.
- pannenkoek, eendenei, krantenlezer.


Slide 27 - Tekstslide

Samenstellingen zonder een tussen-n
Het eerste deel van de samenstelling heeft geen meervoud -> tarwebrood.
Het eerste deel van de samenstelling heeft alleen een meervoud op -s --> aspergeteler, scorekaart.
Het eerste deel van de samenstelling heeft een meervoud op -s en op -n -> groentesoep, keuzemogelijkheid.
Het eerste deel van de samenstelling is geen zn maar een werkwoordsvorm of een versterkend woord -> beresterk, huilebalk.
Het woord is niet meer goed herkenbaar als samenstelling -> ruggespraak.
Er is er maar één van -> zonnebril, maneschijn.


Slide 28 - Tekstslide

Samenstellingen met een tussen -s
Je schrijf een -s wanneer je hem hoort.
- personeelschef
- stationsstraat (stationsweg)

Slide 29 - Tekstslide

* Huiswerk: SP + IP 1 : opdracht 4 t/m 7
* Bestudeer theorie Verhaalanalyse.

Slide 30 - Tekstslide