M3 - les 6

M3 - Nederlands - les 6
1. Startopdracht
2. Theorie met of zonder -n
3. Nakijken
4. Leerdoelen spelling tot zover.

SO spelling op 24 oktober 
Leerdoel 1: Ik kan een koppelteken toevoegen in een samenstelling als dat nodig is.
Leerdoel 2: Ik kan een trema toevoegen in een woord als dat nodig is. 
Leerdoel 3: Ik kan telwoorden zelfstandig en niet-zelfstandig gebruiken in een zin.
Leerdoel 4: Ik kan bijvoeglijk naamwoorden zelfstandig gebruiken in een zin.
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

M3 - Nederlands - les 6
1. Startopdracht
2. Theorie met of zonder -n
3. Nakijken
4. Leerdoelen spelling tot zover.

SO spelling op 24 oktober 
Leerdoel 1: Ik kan een koppelteken toevoegen in een samenstelling als dat nodig is.
Leerdoel 2: Ik kan een trema toevoegen in een woord als dat nodig is. 
Leerdoel 3: Ik kan telwoorden zelfstandig en niet-zelfstandig gebruiken in een zin.
Leerdoel 4: Ik kan bijvoeglijk naamwoorden zelfstandig gebruiken in een zin.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startopdracht
We doen vandaag het laatste stukje 'gewone' spelling. Dit ga je nu doen:
1. Lees de theorie op blz. 204.
2. Maak opdrachten 1, 2 en 4.
3. Klaar? Kijk dan eerst je huiswerk na. De antwoorden staan in Magister bij de les van donderdag a.s.
4. Dan klaar? Ga alvast aan de slag met de herhaling werkwoordspelling online.
timer
15:00

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 1
a kaas∙win∙kel
b er∙bo∙ven
c veel∙be∙spro∙ken (of: veel∙be∙spro∙ken)
d op∙val∙len
e in∙ter∙net∙on∙der∙ne∙mer
f mil∙joe∙nen∙claim
g voet∙bal∙schoe∙nen
h er∙o∙ver∙heen
i thee∙zet∙ten
j kort∙du∙rend
k vo∙lu∙me∙knop
l e∙lek∙tro∙mon∙teur

Opdracht 2 
a Seb is vastbesloten om later een autorijschool te beginnen.
b Ik moet voor twaalf uur thuiskomen, want anders krijg ik ervan langs.
c Het hooggelegen bergdorpje bood een adembenemende blik op de bergen.
d Volgens mijn weerapp is het ’s ochtends lichtbewolkt maar wordt het daarna zonnig.
e Loslopende honden zijn niet toegestaan in dit beschermde natuurgebied.
f Zaterdagmiddag moet ik invallen voor de keeper bij de hockeywedstrijd.

Opdracht 3 
a schoonmaken met allesreiniger
b het veelgebruikte lettertype
c twaalfduizend festivalbezoekers
d schone handdoeken
e vioolspelen en gitaarles nemen
f erin vallen
g nieuwbouwhuizen en oude huizen
h een vrijblijvend adviesgesprek
i erdoorheen zingen
j driehonderd proefpersonen
k kapotgemaakt of stukgevallen
l de schuinstaande keukentrap 
Spelling: telwoorden met of zonder -n
Telwoorden: 100, 15e, maar ook: velen, sommigen, allen, etc.
Zelfstandig gebruikt: er staat geen znw voor en dat kan er ook niet achter staan. --> De leerlingen waren stil. Velen luisterden naar muziek.
Gaat het over personen, zoals hierboven? Dan eindigt het op -n.
Gaat het niet over personen, dan gebruik je geen -n
--> De legoblokjes lagen verspreid over de grond. Sommige waren blauw.
Niet-zelfstandig gebruikt, want er staat een znw achter? Dan geen -n.
--> Sommige dieren halen de kerst niet.
Let op: getallen als tientallen, honderden, etc. altijd met 'n.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelling: telwoorden met of zonder -n
Je hebt gemaakt: 1, 2 en 4.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelling: telwoorden met of zonder -n

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelling: telwoorden met of zonder -n

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelling: telwoorden met of zonder -n

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelling: telwoorden met of zonder -n
Vragen?



Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelling
Check!
Pak je laptop erbij
Leerdoel 1: Ik kan een koppelteken toevoegen in een samenstelling als dat nodig is.
Leerdoel 2: Ik kan een trema toevoegen in een woord als dat nodig is. 
Leerdoel 3: Ik kan telwoorden zelfstandig en niet-zelfstandig gebruiken in een zin.
Leerdoel 4: Ik kan bijvoeglijk naamwoorden zelfstandig gebruiken in een zin.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelling: koppelteken en trema

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelling: koppelteken en trema

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelling: tussenletters in samenstellingen

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een trema is:
A
Zo'n teken met twee puntjes. Vaak staat deze boven een e.
B
Zo'n streepje naar rechts. Vaak staat deze boven een e.
C
Zo'n krinkeltje onder een c.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Trema of geen trema?
(voorkomt uitspraakproblemen)
A
verfraaiïng
B
verfraaiing

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Trema of geen trema?
A
geinstalleerd
B
geïnstalleerd

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Trema?

A
poëziealbum
B
poeziealbum

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het verschil tussen trema en koppelteken (twee antwoorden juist):
A
Een koppelteken gebruik je bij langere woorden
B
Een trema is alleen voor zelfstandig naamwoorden
C
Een trema is voor enkelvoudige woorden
D
Een koppelteken is voor samenstellingen

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koppelteken of niet?

A
vitamineinjectie
B
vitamine-injectie

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het woord is een samenstelling en bevat klinkerbotsing dus koppelteken gebruiken:
A
chocolade+industrie
B
Doel+loos
C
Doel+tje
D
be+invloeding

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koppelteken of geen koppelteken?
A
mbo student
B
mbo-student
C
mbostudent

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koppelteken of geen koppelteken?
A
niet roker
B
niet-roker

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koppelteken of geen koppelteken?
A
Astma-aanval
B
Astmaaanval

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de juiste vorm van de telwoorden en de zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden (met of zonder -n).

Onder de [gewonde|gewonden] bevond zich ook de burgemeester van het stadje.

A
gewonde
B
gewonden

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koppelteken?
A
politieauto
B
politie-auto
C
politie auto

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koppelteken of geen koppelteken?
A
80 jarige
B
80-jarige

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koppelteken of geen koppelteken?
A
Ski-instructeur
B
Skiinstructeur

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Jack heeft weinig vragen goed beantwoord.'

Welke woordsoort is 'weinig'?
A
Werkwoord
B
Telwoord
C
Zelfstandig naamwoord
D
Voorzetsel

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de bewering juist of onjuist?

Telwoorden schrijf je met -n als ze zelfstandig gebruikt worden én personen aanduiden.

A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de juiste vorm van de telwoorden en de zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden (met of zonder -n).

De meeste pistachenoten gingen gemakkelijk open, maar [sommige|sommigen] konden we niet breken.

A
sommige
B
sommigen

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de juiste vorm van de telwoorden en de zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden (met of zonder -n).

In Groningen wonen heel wat studenten en de [meeste|meesten] hadden zich dit jaar te laat ingeschreven.
A
meeste
B
meesten

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk telwoord staat zelfstandig in de zin?
A
Enkele leerlingen hadden het huiswerk niet gemaakt.
B
Enkelen hadden het huiswerk niet gemaakt

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk telwoord staat zelfstandig in de zin?
A
Vele klasgenoten komen op het feest.
B
Velen komen op het feest.

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les
Neem je leesboek mee.
Start werkwoordspelling.
Alles herhalen!

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies