Grammatica zinsdelen les 4
1 / 23
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Hoe kun je de persoonsvorm in een zin vinden?
Noem twee manieren.
Noem twee manieren.
Slide 4 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm?
Dit jaar zullen de vertraagde treinen weer volgens de gangbare dienstregeling rijden.
Dit jaar zullen de vertraagde treinen weer volgens de gangbare dienstregeling rijden.
A
gangbare
B
vertraagde
C
zullen
D
rijden
Slide 5 - Quizvraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde (wg) in de zin?
De hond heeft de krant opgegeten.
De hond heeft de krant opgegeten.
A
De hond
B
heeft
C
heeft opgegeten
D
de krant opgegeten
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het WG?
De scheidsrechter floot de wedstrijd af.
De scheidsrechter floot de wedstrijd af.
Slide 7 - Open vraag
Verdeel deze zin in zinsdelen en zet zinsdeelstrepen.
Waarom heb je gisteren mijn chips opgegeten?
Waarom heb je gisteren mijn chips opgegeten?
Slide 8 - Open vraag
Welke vraag moet je stellen om het onderwerp in de zin te vinden?
Slide 9 - Open vraag
Wat is het onderwerp?
De boeken in de boekenkast staan op kleur gesorteerd.
De boeken in de boekenkast staan op kleur gesorteerd.
A
De boeken
B
De boeken in de boekenkast
C
in de boekenkast
D
op kleur gesorteerd
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het onderwerp in deze zin?
Schiet op!
Schiet op!
Slide 11 - Open vraag
Welke vraag stel je voor het lijdend voorwerp?
Slide 12 - Open vraag
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Mijn vader heeft de was opgehangen.
Mijn vader heeft de was opgehangen.
Slide 13 - Open vraag
Welke vraag stel je om het meewerkend voorwerp te vinden?
Slide 14 - Open vraag
Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?
Mijn buurman heeft de planten water gegeven.
Mijn buurman heeft de planten water gegeven.
A
Mijn buurman
B
de planten
C
water
D
heeft gegeven
Slide 15 - Quizvraag
Wat is een bijwoordelijke bepaling?
Slide 16 - Open vraag
Wat zijn de bwb's in deze zin?
Gisteren heeft mijn hond om acht uur gegeten.
Gisteren heeft mijn hond om acht uur gegeten.
Slide 17 - Open vraag
Welke zin staat in deze volgorde?
pv/wg - ow - bwb - lv - wg ?
pv/wg - ow - bwb - lv - wg ?
A
Waarom heb jij geen boek?
B
Moet je vandaag niet sporten?
C
Geef jij geld aan een goed doel?
D
Heb jij vandaag chocola gegeten?
Slide 18 - Quizvraag
Maak zelf een zin in precies deze volgorde:
pv/wg - ond - lv - mv - wg ?
pv/wg - ond - lv - mv - wg ?
Slide 19 - Open vraag
Mavo-xl:
Wat is geen koppelwerkwoord?
Wat is geen koppelwerkwoord?
A
worden
B
lijken
C
rijden
D
voorkomen
Slide 20 - Quizvraag
Heeft deze zin een wwg of een nwg?
De docent schijnt heel streng te zijn.
De docent schijnt heel streng te zijn.
A
wwg
B
nwg
Slide 21 - Quizvraag
Wat is het gezegde van deze zin?
De docent schijnt heel streng te zijn.
De docent schijnt heel streng te zijn.
