20230208 Woensdag

Woensdag 8 februari 2023
Goedemorgen!
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

Woensdag 8 februari 2023
Goedemorgen!

Slide 1 - Tekstslide

OCHTEND

08.15 - 08.30 Jeugdjournaal
08.30 - 09.15 Mens&Maatschappij
09.15 - 10.00 Nederlands
10.00 - 10.15 PAUZE
10.15 - 11.00 NASK
10.00 - 11.30 SOVA
11.30 - 11.50 PAUZE
MIDDAG

11.50 - 12.50 ENGELS TOETS
12.50 - 13.35 Wiskunde EXTRA
13.35 - 14.15 Keuze

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

MENS & MAATSCHAPPIJ
ECONOMIE

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 Hoeveel verdien je eraan?
Lesdoel
  • Aan het einde van deze paragraaf weet je wat bedoeld wordt met de vraag naar producten.
  • Aan het einde van deze paragraaf weet je wie voor aanbod van producten zorgen.
  • Aan het einde van deze paragraaf weet je dat de markt van een product bestaat uit alle vraag en aanbod.



Slide 5 - Tekstslide

Wie willen het kopen?
Je zoekt een nieuwe telefoon. Je vergelijkt de aanbieders op internet en je kijkt bij telefoonwinkels. 
Als jij een telefoon wilt kopen, zorg je voor vraag
Vraag is alles wat mensen willen kopen. Naar sommige producten is altijd vraag, zoals naar eten en drinken. De vraag naar een product kan snel stijgen, bijvoorbeeld als er een nieuwe spelcomputer uitkomt. Meer vraag kan ook met het seizoen te maken hebben. Zo is er in de zomer meer vraag naar ijs dan ’s winters.

Slide 6 - Tekstslide

Wie bieden het te koop aan?
Als je brood moet hebben, kun je naar de bakker gaan. 
De bakker zorgt voor aanbod van brood. 
Aanbod is alles wat producenten te koop aanbieden. 

Net als bakkers zorgen ook
fabrikanten, supermarkten,
fietsenmakers en kappers voor
aanbod van goederen of diensten.
Als in jouw woonplaats een
nieuwe bakkerswinkel geopend
wordt, dan groeit het aanbod.

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 Hoeveel verdien je eraan?
Maken § 1.4 Op de markt

BK Opdracht 1 t/m opdracht 8

TL Opdracht 1 t/m opdracht 6

Slide 8 - Tekstslide

NEDERLANDS

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdstuk 5 TOEKOMST    OPDRACHT
Nepnieuws
Kat bevalt van puppy’s, windmolens die gebruikt worden om wolken weg te blazen ... soms kom je nieuws tegen waarvan je denkt: klopt dat wel?
Samen met een klasgenoot ga je op zoek naar de beste 1 aprilgrap van dit jaar en een goed broodjeaapverhaal: een verzonnen verhaal dat mensen aan elkaar doorvertellen en dat soms per ongeluk in de krant verschijnt. Waarom vinden jullie de berichten goed en waarom zijn waarschijnlijk veel mensen erin getrapt? 
Daarna verzinnen jullie je eigen broodjeaapverhaal.  Hoe ‘echt’ is jullie VERHAAL?

ALS JE KLAAR BENT STUUR JE HET VERHAAL NAAR MIJ!

Slide 10 - Tekstslide

NASK

Slide 11 - Tekstslide

NASK Hoofdstuk 8 GELUID
Leerdoel
Na deze les kun je voorbeelden geven van geluidsbronnen.
Na deze les kun je uitleggen hoe je met je stembanden geluid maakt.

Slide 12 - Tekstslide

Geluidsbronnen
Geluid hoor je bijna overal. Geluid kan hard of zacht zijn. Je kunt het mooi of vervelend vinden. Alles wat geluid maakt, noem je een geluidsbron.
Veel geluidsbronnen zijn door mensen gemaakt. Denk maar aan muziekinstrumenten, machines en luidsprekers (afbeelding 1).
Andere geluidsbronnen hoor je in de natuur (afbeelding 2).

Slide 13 - Tekstslide

Je stem als geluidsbron
Met je mond kun je geluid maken. Zeg je de letter ssss, dan blaas je lucht langs je tong. Zeg je de letter ffff, dan blaas je lucht langs je lippen. Voor andere geluiden heb je je stembanden nodig. Je stembanden zitten achter in je keel (afbeelding 3). Met je stembanden kun je klanken maken. Bijvoorbeeld ‘aaaa’, ‘eeee’ en ‘oooo’.

Verschillende geluiden
De stembanden gaan heel snel open en dicht als je geluid maakt. Dit kun je voelen, als je je hand tegen je keel houdt terwijl je “rrrr” zegt. Je voelt dan dat er in je keel iets trilt. Het zijn je stembanden die trillen. Je stembanden gaan trillen doordat je lucht langs je stembanden uitademt. Door hierbij je mond en je tong te bewegen, kun je verschillende geluiden maken.


Slide 14 - Tekstslide

NASK Hoofdstuk 8 GELUID
Maken:
BK De opdrachten 1 t/m 4 die bij 8.1 Geluid maken horen.

TL De opdrachten 1 t/m 6 die bij 8.1 Geluid maken en horen horen.

Slide 15 - Tekstslide

SOVA

Slide 16 - Tekstslide

ENGELS

Slide 17 - Tekstslide

Chapter 3 SHOWBIZZ
TOETS

Slide 18 - Tekstslide

WISKUNDE

Slide 19 - Tekstslide

Extra instructie
Formules en Vergelijkingen

Slide 20 - Tekstslide

Mira heeft een spaarpot waar al € 60,- inzit.
 Zij doet er iedere week € 5,- bij.
 
Bij de inhoud van deze spaarpot hoort de formule: 

bedrag = tijd x 5 + 60
 
Hierbij is tijd in weken en bedrag in euro’s.

  1. Hoeveel zit er na 12 weken in de spaarpot?
  2. Mira spaart voor een nieuwe telefoon van €320,-.
      Hoe lang moet Mira hiervoor sparen?

Slide 21 - Tekstslide

bedrag = tijd x 5 + 60
1. bedrag = 12 x 5 + 60
   bedrag = 60 + 60
   bedrag = € 120,-

2. 320 = tijd x 5 + 60
    320 - 60 = tijd x 5
    260 = tijd x 5
     tijd = 260 : 5 
     tijd = 5 weken
1. Hoeveel zit er na 12 weken in de spaarpot?
2. Mira spaart voor een nieuwe telefoon van €320,-.
    Hoe lang moet Mira hiervoor sparen?

Slide 22 - Tekstslide

winst = aantal x 25 - 225
winst = € 350 
aantal= ?
Hoe bereken je nu het aantal verkochte shirts?
Peter verkoopt shirts voor € 25 per stuk.

Slide 23 - Tekstslide

winst = aantal x 25 - 225
winst = € 350 
aantal= ?
stap 1:       350 = aantal x 25 - 225
stap 2:      350 + 225 = aantal x 25
stap 3:      575 = aantal x 25
stap 4:      575 : 25 = aantal
stap 5:      aantal = 23
Peter verkoopt shirts voor € 25 per stuk.

Slide 24 - Tekstslide

winst = aantal x 65 - 675
winst = € 2835 
aantal= ?
Reken het aantal uit door de stappen te volgen:
stap 1:       2835 = aantal x 65 - 675
stap 2:      ......................................................
stap 3:      ......................................................
stap 4:      ......................................................
stap 5:      aantal = .........................
Peter verkoopt sweaters voor € 65 per stuk.

Slide 25 - Tekstslide

winst = aantal x 65 - 675
winst = € 2835 
aantal= ?
stap 1:       2835 = aantal x 65 - 675
stap 2:      2835 + 675 = aantal x 65
stap 3:      3510 = aantal x 65
stap 4:      3510 : 65 = aantal
stap 5:      aantal = 54
Peter verkoopt sweaters voor € 65 per stuk.

Slide 26 - Tekstslide

winst = aantal x 375 - 2400
winst = € 20100 
aantal= ?
Reken het aantal uit door de stappen te volgen:
stap 1:       20100 = aantal x 375 - 2400
stap 2:      ......................................................
stap 3:      ......................................................
stap 4:      ......................................................
stap 5:      aantal = .........................
Peter verkoopt sweaters voor € 375 per stuk.

Slide 27 - Tekstslide

winst = aantal x 375 - 2400
winst = € 20100 
aantal= ?
Reken het aantal uit door de stappen te volgen:
stap 1:       20100 = aantal x 375 - 2400
stap 2:     20100 + 2400 = aantal x 375
stap 3:      22500 = aantal x 375
stap 4:      22500 : 375 = aantal
stap 5:      aantal = 60
Peter verkoopt sweaters voor € 375 per stuk.

Slide 28 - Tekstslide

KEUZE

Slide 29 - Tekstslide