2024-11-11 Voorbereiden op de PvB's

2023-11-13 Terugkijken op blok 3
Voorbereiden op de PvB's    KT1
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
BSP apothekersassistentenMBOStudiejaar 1-3

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

2023-11-13 Terugkijken op blok 3
Voorbereiden op de PvB's    KT1

Slide 1 - Tekstslide

Examens, stap voor stap.
 - waar heb je behoefte aan in de voorbereiding naar de PvB's? De lessen worden afgestemd op jullie vraag en behoefte.



 

Rondvraag
Vragen ?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heeft er iemand een casus vanuit de praktijk? 
Van welke casus heb jij veel geleerd? 
Achtergrond informatie gnm + patiënt+ evt. zz

Slide 3 - Tekstslide

Welk ziektebeeld is er sprake, is dit af te leiden uit de medicatie? Welke leefstijladviezen zijn van belang. 
Dit is leerzaam om verbanden te leggen, daarnaast mooie voorbereiding KZD Spec. doelgroepen. 

Programma van deze les  

  • Terugblikken
  • Voorbereiden
  • Toepassen
  • ........
  •  Evalueren





 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen van vandaag:

- Ik weet wat ik kan verwachten tijdens de PvB's
- Ik weet waar ik nog aandacht aan dien te besteden ter voorbereiding van de PvB's
- Ik kan de theorie toepassen in een casus


Slide 5 - Tekstslide

Geen specifieke leerdoelen meer. Alles nu ter voorbereiding, afgestemd op jou vragen/behoefte. 
Met namen ruimte om de theorie praktisch toe te passen. 
Doel lijkt nog misschien onbereikbaar.
Welke stof behoort tot de groep opioïden?
A
alfentanil
B
buprenorfine
C
pethidine
D
zowel a, b als c behoren tot opioïden

Slide 6 - Quizvraag

OPIOIDEN: 
Alfentanil
Buprenorfine
Codeïne
Diamorfine
Fentanyl
Hydromorfon
Methadon
Morfine
Nalbufine
Oxycodon
Pethidine
Piritramide
Remifentanil
Sufentanil
Tapentadol
Tramadol
De stof meloxicam behoort tot de geneesgroep ......
A
analgetica
B
mucosaprotectiva
C
NSAID's
D
opioïden

Slide 7 - Quizvraag

mucosaprotectiva; sucralfaat 
C
Welke stoffen behoren tot de groep selectieve NSAID's
A
acetylsalicylzuur en carbasalaatcalcium
B
celecoxib, etoricoxib, parecoxib
C
etoricoxib, nabumeton, nepafenac
D
broomfenac, diclofenac, meloxicam

Slide 8 - Quizvraag

A: salicylaten
B

Sommige van de klassieke NSAID's blijken echter ook selectiviteit voor COX-2 te vertonen waarmee het onderscheid vervaagt. Voorbeelden hiervan zijn broomfenac, diclofenac, meloxicam en nabumeton. Deze worden ook wel preferentiële NSAID's genoemd.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de werking van prostaglandines? 
Onder invloed van prostaglandines worden de volgende lichaamsprocessen o.a. geactiveerd:
COX1:
- maagbescherming
- samentrekken baarmoederspierweefsel ↑
- trombocytenaggregratie ↑ 
- uitscheiding H2O en Na+ ↑
 COX2:
- pijngevoeligheid van de pijnsensoren ↑
- ontstekingsproces ↑
- lichaamstemperatuur  ↑

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

NSAID's = prostaglandine synthetase remmers
 = prostaglandine synthetaseremmers
NSAID's 

Slide 11 - Tekstslide

De bijwerkingen komen dus voor uit de remming van de prostaglandines.

Slide 12 - Tekstslide

SSRI's = selectieve serotonine heropnameremmers > psychofarmaca > antidepressiva (citalopram, dapoxetine, escitalopram, fluoxetine, fluvoxamine, paroxetine en sertraline.) De selectiviteit is afhankelijk van de dosering, bij hogere dosering kan de selectiviteit verloren gaan. De niet-selectieve serotonine-heropnameremmers vallen in de groep Overige antidepressiva.
Bloedverdunners → cumarinederivaat, DOAC, clopidogrel
Een invaliderende ziekte is een aandoening die klachten met zich meebrengt waardoor je niet meer alles in het leven kunt doen wat je vroeger kon.


Kennisbank vernieuwd
Even wennen, dus snel mee aan de slag. 
Zoek in de MFB de Maagbescherming of 
en zoek naar spironolacton

Volgt strak nog een opdracht om te oefenen met de MFB's

Slide 13 - Tekstslide

MFB> maagbescherming bij NSAID's 

Wanneer je spironolacton kom je op de volgende melding uit:
Ulcus pepticum: spironolacton (3170-2)
Dit is GEEN contra-indicatie.
Uit de literatuur is onvoldoende gebleken dat spironolacton een (recidief) ulcus pepticum kan veroorzaken. Spironolacton is daarnaast niet ulcerogeen.
De stof dimetindeen behoort tot de geneesgroep ......
A
antihistaminica
B
corticosteroïden
C
parasympathicolytica
D
sympathicomimetica

Slide 14 - Quizvraag

A
Het zijn druppeltjes: 1 ml druppelvloeistof (Fenistil dimetindeenwaterstofmaleaat® 1 mg/ml) zitten ong. 20 druppels.
Indicatie: allergische aandoeningen, zoals allergische rinitis en urticaria;
constitutioneel eczeem met hevige nachtelijke jeuk
Welke stoffen behoren tot de groep parasympathicolytica ?
A
acrivastatine, fexofenadine, tripelenamine
B
beclometason, budesonide, , ciclesonide, fluticason
C
glycopyrronium, ipratropium, tiotropium
D
indacaterol, olodaterol, terbutaline

Slide 15 - Quizvraag

A: antihistaminica, tripelennamine= Azaron
B: cortisosterioïden inhalatie
C
D: sympathicomimetica:
Kortwerkende β2-sympathicomimetica zijn fenoterol, salbutamol, ritodrine en terbutaline. = SABA = short-acting beta-2-agonist
Langwerkende β2-sympathicomimetica zijn formoterol, indacaterol, olodaterol, salmeterol en vilanterol. =LABA = long-acting beta-2-agonist
Symptomen
Huid:  jeuk , vlekjes →  eczeem
Ogen: tranende ogen, gezwollen oogleden, rood oogwit.
Neus: kriebel, niezen, loopneus
Mond: tinteling huig
Oren: kriebel trommelvlies
Onderste luchtwegen: benauwdheid, hoesten
Maag/darm: buikklachten, overgeven, diarree.







Slide 16 - Tekstslide

Let goed op de symptomen om het verschil uit te vragen tussen verkoudheid en allergie.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Daarom bij medicatieverificatiegesprek leefstijl belangrijk.. Motiveer waarom je vragen over leefstijl gaat stellen.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sympaticus

Neurotransmitter Norepinefrine (=Noradrenaline)
Adrenerge receptoren ↠
alpha zit vooral op 
beta1
beta2


Directe of indirecte werking parasympaticus
Met parasympaticomimetica die de werking van de neurotransmitter nabootsen → directe werking

Met parasympaticomimetica die zich niet binden aan de cholinerge receptor, maar zij remmen de afbraak van de neurotransmitter acetylcholine  → indirecte werking

Er blijft dus meer en langer neurotransmitter rond de receptor aanwezig.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze tabel belangrijk om bijwerkingen te herkennen. 
Stappenplan NHG 2020
SABA = short acting Beta-agonist 
LABA= Long acting Beta-agonist 

Slide 24 - Tekstslide

agonist = mimetica
selectieve βeta-2-agonisten (sympathicomimetica) → SABA en LABA
muscarine-antagonist (parasympathicolytica) → SAMA en LAMA

Stappenplan NHG 2021

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Poederinhalator versus dosisaerosol

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2024-03-27 Wat kan er mis gaan bij inhaleren?
Wat kan er mis gaan bij inhaleren?

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aandachtspunten bij inhaleren
- Poeder voorkant tong        mondstuk niet goed omsluiten met tanden en lippen of niet voldoende krachtig inhaleren
- Fluittoon (voorzetkamer)        te krachtig/hard inhaleren
- Adem geen 10 sec. kunnen vasthouden       te gehaast inhaleren, niet voldoende uit geademd vooraf naast de inhalator. 
- Niet altijd de mogelijkheid om mond te spoelen        uitleggen/motiveren waarom spoelen belangrijk is. Klein flesje water mee.
- Trillende handen         bijwerking, mogelijk overdosering (sympathicomimetica).

Slide 30 - Tekstslide

Bijwerkingencentrum Lareb ontving meldingen van gaatjes, slijtage en verkleuring van de tanden en van ontstekingen in de mond bij gebruik van inhalatiemedicatie.
Inhalatiemedicatie kunnen de speekselaanmaak verminderen en de omgeving in de mond zuurder maken. Dit kan schade aan tanden en kiezen veroorzaken. Ontstekingsremmende inhalatiemedicatie kunnen ook de balans tussen schimmels en bacteriën in de mond verstoren. Hierdoor kunnen sneller (schimmel)infecties ontstaan.
Mogelijk neemt het risico op deze bijwerkingen af door inhalatoren op de juiste manier te gebruiken. Dan komt het geneesmiddel op de juiste plek terecht en blijft er minder achter in de mond. Ook kan na inhalatie de mond spoelen met water helpen poederdeeltjes weg te laten stromen en de zuurbalans in de mond te herstellen.
Het ziektebeeld reuma artritis wordt behandeld met....?
A
(hydroxy)chloroquine
B
ciclosporine
C
diclofenac
D
etanercept

Slide 31 - Quizvraag

A: chloroquine = 1e generatie (langzame) DMARD's, 
B: ciclosporine = immunosuppresiva
C: NSAID'
D: TNF-a-remmers
Alle antwoorden zijn juist. 


De dosering: volwassenen: 220-275 mg 2-3 x per dag, zo nodig aanvangsdosis 440-550 mg, max. 825 mg per dag;
kinderen vanaf 12 jaar: 220-275 mg elke 12 uur, max. 550 mg per dag
is de dosering van welke NSAID ?
A
acetylsalicylzuur
B
diclofenac
C
ketoprofen
D
naproxen

Slide 32 - Quizvraag

Weet dat je niet elke NSAID aan kinderen mag geven.
Naproxen
acetylsalicylzuur: volwassenen en jongeren vanaf 16 jaar: 500-1000 mg per keer, zo nodig elke 4 uur, max. 4000 mg per dag; jongeren 12-15 jaar: 320-500 mg per keer, max. 2000 mg per dag
diclofenac: volwassenen en jongeren vanaf 14 jaar: begindosis 25 mg, daarna zo nodig 12,5-25 mg elke 4-6 uur tot in totaal max. 75 mg per dag.
ketoprofen: volwassenen en jongeren vanaf 16 jaar: begindosis 25-50 mg, daarna zo nodig 25 mg elke 8 uur tot in totaal max. 100 mg per dag


Slide 33 - Tekstslide

Soms door veroudering ontstaan ontstekingen door scheurtjes en onjuiste belasting. 
Geen wonderpil tegen veroudering, alleen pijnstillend. 
Ontsteking aanpakken. 

Slide 34 - Tekstslide

Kenmerkend door verkalking van gewrichtskraakbeen en aangrenzend bot. 
Ouderdom, tegen de 70. 
Door afwijking in de cellen, keten van reacties. Gewricht minder soepel. 
Symptomen: bewegingspijn, startstijfheid en verminderde belasting. 
Oorzaak: botziekte, infectie, misvorming, overmatig gebruik, mogelijk vetzucht. 
Spieren versterken, evt. ontzien met juiste oefeningen. 
Pijnstilling of operaties. 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Artritis

Slide 36 - Tekstslide

1% van de bevolking, met name vrouwen.
Ontstekingsreactie > meer bloed naar het gebied.
Abnormale afweerreactie op het eigen weefsel, beschadigd het gewricht door ontstekingsreactie. Tast eerst slijmvlies aan, daarna kan bindweefsel ontstoken raken, uiteindelijk kraakbeen, peesschede, bot en gewrichtbanden.
Snelheid varieert per persoon. 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DMARD's
Langzaam werkende antireumatica
  • Eerste generatie        bijv. hydroxychloroquine, sulfasalazine  
  • Immunosuppressiva        bijv.  methotrexaat
  • TNF-alfa-remmers        bijv. Adalimumab, Eternacept,        
                                                       Infliximab                                                    
 

reumatoloog!

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling Jicht
  • Jichtaanval
- NSAID's
- Colchicine (ook NSAID's)

  • Gecompliceerde jicht
- Allopurinol

Slide 40 - Tekstslide

Diclofenac + indometacine gebruikt als pijnstiller.
Als de pijn na 3 dgn niet weg is komt colchicine erbij (smalle therapeutische breedte).

Allopurinol
- Remt de aanmaak van stofwisselingsproducten tot urinezuur
- Bij 3-4 aanvallen van jicht per jaar
- CI Diuretica
- Pas gebruik 4 weken na jichtaanval

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdr med bew deel 1
1. Thyrax + Ferogradumet
2. Alendroninezuur + Antagel
3. Acenocoumarol + Amoxicilline
4. Atenolol + Diabetes type II
5. Captopril + Kinderwens

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Thyrax+ Ferrogradumet
Levothyroxine 
groep
indicatie
bijzonderheden
Ferrogradumet
groep
indicatie
bijzonderheden

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Apothekertekst
Bij gelijktijdig innemen vermindert de absorptie van het bisfosfonaat.
ANTACIDUM (aluminiumbevattend)
  • vertel de patiënt dat het bisfosfonaat ten minste 2 uur VOOR het antacidum moet worden ingenomen
  • OF vervang het antacidum door een H2-antagonist of een protonpompremmer

Apothekertekst
De absorptie van het thyreomimeticum vermindert bij gelijktijdig innemen met ijzer.
vervang het ijzerpreparaat met gereguleerde afgifte door ijzer in gewoon preparaat
vertel de patiënt dat het thyreomimeticum ten minste 2 uur VOOR ijzer in gewoon preparaat moet worden ingenomen
Bij ijzerpreparaten met gereguleerde afgifte is gescheiden innemen vermoedelijk onvoldoende effectief. Bovendien zijn preparaten met gereguleerde afgifte niet rationeel.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Alendroninezuur + Antagel
Alendroninezuur
groep
indicatie
bijzonderheden
Antagel
groep
indicatie
bijzonderheden

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Apothekertekst
Bij gelijktijdig innemen vermindert de absorptie van het bisfosfonaat.
ANTACIDUM (aluminiumbevattend)
  • vertel de patiënt dat het bisfosfonaat ten minste 2 uur VOOR het antacidum moet worden ingenomen
  • OF vervang het antacidum door een H2-antagonist of een protonpompremmer

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Acenocoumarol + Amoxicilline
Acenocoumarol 
groep
indicatie
bijzonderheden
Amoxiciline 
groep
indicatie
bijzonderheden

Slide 47 - Tekstslide

aceno; sec preventie TIA/CVA
 prev trombose na orthopedische operatie
 trombose-embolie behandeling
 trombose embolie preventie bij atriumfibrilleren
amoxi; bactericide ( maakt celwand lek )
breedspectrum
toevoeging clavulaanzuur -> remt B-lactamase die door bep bacterien gemaakt worden en die daardoor beter bestand zijn tegen amoxi

Apothekertekst
Het effect van de vitamine K-antagonist (VKA) wordt versterkt. Hierdoor neemt de stollingstijd toe.
Het versterkte effect van de VKA kan het gevolg zijn van het effect van de infectie/koorts zelf, en soms ook van een interactie van bepaalde antibiotica met VKA's.
geef de start- en de stopdatum van het antibioticum door aan de trombosedienst, uiterlijk op de eerstvolgende werkdag
geef interactiefolder I-17 mee

Apothekertekst
Het effect van de vitamine K-antagonist (VKA) wordt versterkt. Hierdoor neemt de stollingstijd toe.
Het versterkte effect van de VKA kan het gevolg zijn van het effect van de infectie/koorts zelf, en soms ook van een interactie van bepaalde antibiotica met VKA's.
geef de start- en de stopdatum van het antibioticum door aan de trombosedienst, uiterlijk op de eerstvolgende werkdag
geef interactiefolder I-17 mee

Slide 48 - Tekstslide

Achtergrondinformatie
Mechanisme:
Farmacodynamisch: door eliminatie van bacteriële darmflora kan de productie van vitamine K worden verminderd. Daarnaast is er een verhoogde afbraak van stollingsfactoren gedurende een koortsperiode.
Farmacokinetisch: remming van het metabolisme van de VKA door sommige antibiotica.
Klinische gevolgen:
Het relatieve risico op bloeding bij gelijktijdig gebruik van antibiotica is gemiddeld gezien 2-5 keer zo hoog, maar in sommige gevallen 10-15 keer zo hoog.
Hoewel antibiotica vaak niet zelf de oorzaak zijn van het versterkte effect van de VKA, kan het gebruik van antibiotica een aanduiding zijn dat de INR ontregeld wordt of is. Daarom moet de patiënt worden geïnstrueerd het antibioticumgebruik te melden bij de trombosedienst.
Apothekertekst
Besluit van de projectgroep Contra-indicaties op 10-01-2011: dit is GEEN contra-indicatie.
β-blokkers kunnen een hypoglykemie maskeren, maar aangezien een hypoglykemie een gevolg is van het bloedglucoseverlagend middel, is dit geen contra-indicatie maar een interactie.

EN NU? 

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Apothekertekst
De instelling kan verslechteren. Betablokkers kunnen de ernst van hypoglykemische perioden versterken en het herstel uit een hypoglykemische fase vertragen. Tijdens hypoglykemie kan kortdurend ernstige hypertensie ontstaan.
Anderzijds kan de hypoglykemische werking van sulfonylureumderivaten en van repaglinide afnemen.
SELECTIEVE BETABLOKKER
vertel de patiënt dat hypoglykemie zich waarschijnlijk vertraagd en minder duidelijk manifesteert, en niet in de vorm van tachycardie of hartkloppingen. Zweten als symptoom kan juist worden versterkt

Slide 50 - Tekstslide

Achtergrondinformatie
Mechanisme:
Tijdens hypoglykemie komt epinefrine vrij. Epinefrine stimuleert direct α-receptoren (gevolg onder andere vasoconstrictie en mobilisatie glucose uit de lever) en β-receptoren (gevolg onder andere verhoogde hartfrequentie, contractiliteit en geleiding, vasodilatatie en mobilisatie glucose uit de lever).
Door blokkering van de cardiale β1-receptoren onderdrukken betablokkers de tachycardie en hartkloppingen tijdens hypoglykemie.
Door blokkering van de β-receptoren wordt vasoconstrictie (via α-receptoren) niet langer tegengewerkt, resulterend in hypertensie.
De tremor (vooral een β2-effect) wordt met name door niet-selectieve betablokkers onderdrukt.
Betablokkers remmen de door sulfonylureumderivaten-geïnduceerde insulinesecretie uit het pancreas, met als mogelijk gevolg een verminderde hypoglykemische werking. Repaglinide heeft hetzelfde werkingsmechanisme als sulfonylureumderivaten.
Klinische gevolgen:
Symptomen van hypoglykemie zijn onder andere hartkloppingen, tachycardie, trillen, duizeligheid, wazig zien, bleekheid, hongergevoel, zweten, moeite met concentreren en wisselend humeur.
Enerzijds kunnen betablokkers de ernst van hypoglykemische perioden versterken en het herstel uit een hypoglykemische fase vertragen. Er kan kortdurend ernstige hypertensie ontstaan. De patiënt voelt een hypoglykemie minder goed aankomen doordat de waarschuwingssignalen worden gemodificeerd en voor een deel geblokkeerd. Andere waarschuwingssignalen (zoals hongergevoel, wazig zien en misselijkheid) blijven bestaan, zweten kan zelfs in versterkte mate bestaan.
Anderzijds kan de hypoglykemische werking van sulfonylureumderivaten en van repaglinide afnemen.
5. Captopril + Kinderwens
Captopril 
groep
indicatie
bijzonderheden
Kinderwens
Hoe te herkennen? 
Welke aandachtspunten 

Slide 51 - Tekstslide

Kinderwens
Aangegeven door de patient
Aanschaffen foliumzuur
recept verloskundige Wat? ferro, antagel, emesafene


Apothekertekst
Gebruik van ACE-remmers in het tweede en derde trimester van de zwangerschap kan aangeboren afwijkingen veroorzaken, zoals afwijkingen aan longen, schedel, ledematen en aangezicht. Er is geen eenduidigheid over de risico's bij gebruik in het eerste trimester.
gebruik vermijden

Slide 52 - Tekstslide

Achtergrondinformatie
Hoge bloeddruk tijdens de zwangerschap
Een hoge bloeddruk tijdens de zwangerschap dient goed behandeld te worden. Het kan leiden tot ernstige complicaties, zoals vroeggeboorte en loslating van de placenta. De NVOG richtlijn ''Antihypertensiva bij hypertensieve aandoeningen'' adviseert om ACE-remmers niet te gebruiken in de hele zwangerschap en de behandeling preconceptioneel aan te passen. Nifedipine, labetalol en methyldopa hebben de voorkeur bij de behandeling van hypertensie in de zwangerschap.
Eerste trimester
Er is geen eenduidigheid over het mogelijke risico op afwijkingen bij gebruik van ACE-remmers in het eerste trimester. Gebruik daarom bij voorkeur geen ACE-remmers tijdens het eerste trimester en switch liefst al voor de zwangerschap naar een ander antihypertensivum.
\Tweede en derde trimester
ACE-remmers kunnen een nadelig effect hebben op de nierfunctie van het ongeboren en pasgeboren kind door remming van het RAAS (renine-angiotensine-aldosteronsysteem). Hierdoor ontstaat een lage bloeddruk bij het ongeboren kind en kan de nierfunctie verslechteren. Dit geldt vooral voor het tweede en derde trimester van de zwangerschap. De urineproductie is lager door de verminderde nierfunctie, waardoor de hoeveelheid vruchtwater ook kleiner zal zijn. Daardoor kunnen longhypoplasie (achterblijvende longontwikkeling), nierschade en afwijkingen aan de schedel, aangezicht en ledematen ontstaan. Ook kan groeivertraging optreden. De kans op overlijden tijdens de zwangerschap of na de geboorte is verhoogd.
 

Deze les heb ik zinvol gevonden of....
toch niet?
😒🙁😐🙂😃

Slide 53 - Poll

Deze slide heeft geen instructies