Herhaling H 6

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo g, t, mavo
• Leerjaar 1

Herhaling Hoofdstuk 6

Kwadraten en Letters

na dit hoofdstuk kan je....

... herleiden 

....rekenen met letters

....rekenen met kwadraten en wortels

.... met kwadratische formules rekenen

.... tekenen van grafieken bij kwadratische formules

Kwadraten

1 Berekenen wat binnen de haakjes staat. 

2 Kwadrateren. 

3 Vermenigvuldigen en delen van links naar rechts. 

4 Optellen en aftrekken van links naar rechts.

8​2​​=64

(−7)​2​​=49

−6​2​​=−36

11​2​​=

1. 22
2. 110
3. 121
4. 144

3​2​​+4​2​​=

1. 10
2. 14
3. 20
4. 25

(−13)​2​​

1. 169
2. -169
3. 196
4. -196

√​144​​​=

1. 10
2. 12
3. 14
4. -16

√​49​​​=

1. 5
2. 6
3. 7
4. -8

−(−6)​2​​−3⋅−3​2​​

1. 18
2. 9
3. -9
4. -18

bereken y voor

x=4

y=2x​2​​−4

1. 28
2. 12
3. 4
4. 20

bereken y voor

x=8

y=(x−3)​2​​+1

1. 23
2. 24
3. 25
4. 26

Kwadratische formule: Parabool

Lineaire formule: Rechte lijn

Herleiden

Herleiden: korter en eenvoudiger schrijven

8⋅7a=8⋅7⋅a=56a

−7p+−8p=−15p

8p−10p=−2p

5b⋅7a=5⋅7⋅a⋅b=35ab

5⋅2b=

1. 7b
2. 10b
3. 52b
4. kan niet

−8a⋅3=

1. -5a
2. -24a
3. 5a
4. 24a

5⋅2b+10⋅3b=

1. 10b+30b
2. 50+10b
3. 40b
4. 15+6bb

−4⋅2x−8⋅6=

1. -8x-48
2. -40x
3. -56x
4. 60b

8xy=2xy+....

1. 6
2. 6x
3. 6y
4. 6xy

14xy=2x⋅2y+5y⋅....

Haakjes wegwerken

4⋅25=4⋅(20+5)=4⋅20+4⋅5

8⋅79=8⋅(80−1)=8⋅80−8⋅1

Haakjes wegwerken

4(a+b)=4a+4b

−4(x+2y)=−4x−8y

−4x−3x=

−p−9p

2a⋅3b+3a⋅2b

4c+2m−3c−2m+c

−8b+4ac+3a⋅2c−3b⋅2

Machten

4​3​​

Grondtal

👉🏼

Exponent

👈🏼

Macht

👆🏼

Machten

4​3​​=4⋅4⋅4=64

7​4​​=7⋅7⋅7⋅7=2401

Machten

Rekenvolgorde

Hoe moeten wij van die onvoldoendes afkomen

Haakjes

👆🏼

machten

👆🏼

wortels

👆🏼

vermenigvuldigen

👆🏼

delen

👆🏼

optellen

👆🏼

aftrekken

👆🏼

Machten vermenigvuldigen

3a⋅2a⋅a​2​​=3⋅2⋅a⋅a⋅a⋅a=6a​4​​

p​3​​⋅p​4​​=p⋅p⋅p⋅p⋅p⋅p⋅p=p​7​​

6a​3​​⋅5a​2​​=6⋅5⋅a⋅a⋅a⋅a⋅a=6a​5​​

2​6​​=

1. 16
2. 64
3. 32
4. 26

27=3​?​​

1. 3
2. 2
3. 1
4. -1

1​7​​+2​3​​=

1. 40
2. 11
3. 9
4. 15

2⋅(5−2)​3​​

1. 54
2. 45
3. 56
4. 65

8​2​​:4​2​​−1

1. 1
2. 4
3. 3
4. 2

Het antwoord van deze som is

(−2)​4​​

1. positief
2. negatief

Het antwoord van deze som is

−2​4​​

1. positief
2. negatief

Let op:

je mag alleen gelijksoortige machten bij elkaar optellen, dus machten met een gelijk exponent.

f​3​​+f​3​​=2f​3​​

f​2​​+f​7​​=f​2​​+f​7​​

Het antwoord van deze som is

(−7)​7​​

1. positief
2. negatief

(−2)​4​​:−2​2​​

1. 2
2. -2
3. 4
4. -4

Ik weet nu alles over machten en herleiden

😒🙁😐🙂😃

Het huiswerk:

Maken en nakijken van opgave:

§ 8.2

12, 14, 16, 18, 20, 22, 24, 28, 30

§8.3

36 38, 40, 44, 46, 52