In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Literatuurgeschiedenis: Renaissance
Slide 1 - Tekstslide
Voor we beginnen:
Wat weten jullie nog van de middeleeuwse literatuurgeschiedenis?
Slide 2 - Tekstslide
Middeleeuwse literatuur is bedoeld om .....
A
te lezen
B
te luisteren
Slide 3 - Quizvraag
Welke tekst wordt beschouwd als de oudste Nederlandse tekst?
A
Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu wat unbidan we nu?
B
Wildi u liefde te mi werts vesten,
Ick sal u consten leeren sonder ghelijcke
C
So lange lach si hem an,
Dat hi haer seggen began,
Dat hi haers broeder doot hadde gesworen
D
God, die vander maghet was gheboren,
Om dat hi niet en woude laten verloren
Dat hi met sinen handen hadde gemaect
Slide 4 - Quizvraag
Wat betekent 'Diets'?
A
Diets is de taal die iedereen sprak in de Middeleeuwen
B
Diets is de overkoepelende term voor verschillende dialecten in Nederland
Slide 5 - Quizvraag
Waarom weten we van middeleeuwse teksten meestal de auteur niet?
A
Mensen hadden nog geen namen.
B
Kunst stond in dienst van God.
C
Verhalen werden mondeling overgeleverd.
D
We weten de meestal auteurs wel.
Slide 6 - Quizvraag
Waarom waren geestelijken zo belangrijk voor de middeleeuwse literatuur?
A
Zij bepaalden welke boeken er werden geschreven.
B
Zij waren de enigen die konden lezen, schrijven en onderwijs geven.
C
Alleen zij hadden geld voor het uitgeven van boeken.
D
Zij kenden de adel die boeken wilde lezen.
Slide 7 - Quizvraag
De 16e en 17e eeuw
Literatuur: geschiedenis en theorie
We starten met een filmpje: kijk en luister goed, je beantwoordt aansluitend een aantal vragen.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
Wie vond de drukpers uit?
A
Laurens Jansz Coster
B
Geeraert Leeu
C
Johannes Gutenberg
D
Desiderius Erasmus
Slide 10 - Quizvraag
Wat was het literaire gevolg van de uitvinding van de boekdrukkunst?
A
Het was niet meer nodig om teksten op rijm te zetten om ze beter te kunnen onthouden.
B
Monniken moesten sneller schrijven om meer boeken te kunnen maken.
C
Men schreef alleen nog wetenschappelijke werken.
Slide 11 - Quizvraag
Wat was een gevolg van de uitvinding van de boekdrukkunst?
A
boeken werden veel duurder en dus onbetaalbaar
B
steeds meer mensen gingen lezen, wilden nieuwe kennis opdoen en dingen leren
C
Poëzie en liederen werden niet meer geschreven.
D
er kwam een eind aan de geestelijke literatuur
Slide 12 - Quizvraag
Waarom is de eerste gedrukte versie van Reinaert de Vos geen een op een vertaling van de oorspronkelijke versie?
A
het verhaal werd gekuist
B
het is geschreven in proza
Slide 13 - Quizvraag
Wat is humanisme?
A
een levensbeschouwing die de mens losdenkt van God
B
een levensbeschouwing die de mens centraal stelt
C
een levensbeschouwing gebaseerd op wetenschap
D
een levensbeschouwing die breekt met 't katholicisme
Slide 14 - Quizvraag
Wie is een bekende Nederlandse humanist?
A
Desiderius Erasmus
B
Francesco Petrarca
C
Dante Alighieri
D
Leonardo da Vinci
Slide 15 - Quizvraag
In welke taal schreef Desiderius Erasmus (1469-1536) zijn werken?
A
Diets
B
Frans
C
Latijn
D
Nederlands
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het meest gelezen boek van Erasmus?
A
De vertaalde Bijbel
B
Lof der Zotheid
C
Zijn verzameling sonnetten
D
De contemptu mundi
Slide 17 - Quizvraag
Tussen Middeleeuwen en Renaissance: de Rederijkers
- rederijkerskamers (gildes voor burgers)
- vooral gedichten en toneelstukken
- nadruk op technisch vakmanschap
- veel aandacht voor retorica
Slide 18 - Tekstslide
De rederijkers
Eind van de middeleeuwen;
ontwikkeling van de rederijkerskamers : georganiseerde verenigingen van schrijvers;
markeren de overgang naar de renaissance;
zijn ook onderdeel uit van die Renaissance.
Slide 19 - Tekstslide
Rederijkers
Literaire elite van midden 15e eeuw tot na 1600;
beoefenen literatuur in verenigingsverband;
waren officiële organisatoren van stedelijke festiviteiten;
schrijven dichtwedstrijden uit (de landjuwelen);
maken onderscheid tussen ‘vroede, amoreuze en het sotte’;
vanaf 1500 groeit bij hen de aanzien voor het lied;
spelen met taal.
Slide 20 - Tekstslide
Kenmerken Rederijkersgedichten
* Veel aandacht voor vormgeving en rijm (eindrijm, kettingrijm en dubbelrijm); * Vorm en inhoud in harmonie door herhaling van versregels en rijmklanken. *Verschillende dichtvormen o.a.:
vaste dichtvorm, bestaande uit vier of meer strofen, een stokregel en een prince-strofe.
Stokregel: (een) vaste en de strofe afsluitende regel in het rederijkersrefrein
Prince-strofe: afsluitende strofe waarin de prince, het hoofd van de rederijkerskamer, aangesproken wordt; als variant ook gericht tot andere personen, bijvoorbeeld de geliefde (princesse).
Slide 22 - Tekstslide
Drie soorten gedichten (refreinen)
in 't vroede (in ernst)
in 't amoureuze (in de liefde)
in 't sotte (voor de grap of om te spotten, vaak met een "schuine" bijbedoeling).
Deze indeling zien we ook terug bij Bredero
Slide 23 - Tekstslide
Dus de Rederijkers:
zijn literaire (amateur)kunstenaars; zij wilden hun kunst technisch zo perfect mogelijk maken.
bewijzen de gemeenschap diensten, vooral met gelegenheidsverzen.
organiseren zich in kamers die onderling wedstrijden houden: de landjuwelen.
Slide 24 - Tekstslide
Brug tussen middeleeuwen en renaissance
De rederijkers sloegen een brug tussen de middeleeuwen en de renaissance. Dit deden ze op drie manieren:
Ze zich laten inspireren door klassieke voorgangers.
Eerbied voor kunst en literatuur zorgen voor nieuwe kunstopvattingen.
Ze maken nieuwe denkbeelden (bijvoorbeeld die van Erasmus) bekend onder het volk.
Slide 25 - Tekstslide
Overgang Renaissance
Rederijkerspoëzie verdwijnt;
Er ontstaat een nieuwe cultuurbeweging: de renaissance
Slide 26 - Tekstslide
Wie/wat waren rederijkers?
A
Een rederijker is bezig met redelijk gedrag.
B
De rederijkers waren een groep mannen van burgerlijke en adellijke komaf die elkaar eigen werk voorlazen.
Slide 27 - Quizvraag
Welke levensbeschouwing hadden de rederijkers?
A
Idealisme
B
Humanisme
C
Estheticisme
D
Christendom
Slide 28 - Quizvraag
Rederijkers schreven toneelstukken om ...
A
te vermaken
B
te moralisren
C
te vermaken en te moraliseren
D
hun brood te verdienen
Slide 29 - Quizvraag
Huiswerk 20 januari
Lees paragraaf 9 in 'Literatuur: geschiedenis en theorie' en maak een samenvatting.