Terugblik U1

Terugblik U1
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Terugblik U1

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Tips & tops voor HAN
Quiz over overwerp toets 3
Oefenen met een vraag

Slide 2 - Tekstslide

Tips en tops voor HAN

Slide 3 - Tekstslide

Schrijf twee tips op voor meneer De Haan

Slide 4 - Open vraag

Schrijf twee tops op voor meneer De Haan

Slide 5 - Open vraag

De verspreiding van het Christendom is een ... verandering.
A
Economische
B
Bestuurlijke
C
Religieuze

Slide 6 - Quizvraag

Wie verspreidden het christendom?
A
bisschoppen
B
ridders
C
missionarissen
D
monniken

Slide 7 - Quizvraag

Hoe verspreidden monniken het christendom?
A
Ze reisden door de gebieden en vertelden over het geloof
B
Ze gaven kinderen les in schrijven en over de Bijbel
C
Ze vertaalden de Bijbel voor de mensen
D
Ze gingen kerken bouwen en vertelde daar over het geloof

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Video

Deze kaart hoort bij …

A
Veroveringen van de Vikingen
B
Het Romeinse Rijk
C
Verspreiding van de Islam
D
Het rijk van Karel de Grote

Slide 10 - Quizvraag

Hoe kon de Islam zich zo snel verspreiden?
A
De moslims veroverden veel gebieden in het Midden-Oosten
B
De koran was geschreven als een spannend boek en werd populair
C
De manier van bidden was beter voor de knieën van mensen
D
Door de handelsroutes in het Midden-Oosten

Slide 11 - Quizvraag

Wat was er bijzonder aan de verspreiding van de islam?
A
De verspreiding ging vanzelf zonder slag of stoot.
B
Mensen met een monotheïstische godsdienst, werden gedwongen om Islamistisch te worden.
C
De verspreiding van de islam ging verrassend snel.
D
De verspreiding van de islam gebeurde alleen in Azië en Afrika.

Slide 12 - Quizvraag

Het hofstelsel is een
A
Sociaal-economisch systeem.
B
politiek-bestuurlijk systeem.

Slide 13 - Quizvraag

Welke omschrijving past het beste bij het hofstelsel?
A
Een groep machtige boeren zijn de baas
B
Boeren die in ruil voor bescherming op het land van een heer werken
C
De patriciërs hebben de belangrijkste banen
D
De koning geeft grond aan leenmannen

Slide 14 - Quizvraag

De koning was in het leenstelsel de ...
A
Leenheer
B
Leenman
C
Achterleenman
D
vazal

Slide 15 - Quizvraag

Wat was het leenstelsel?
A
Een stelsel waarbij een leenheer land uitleende aan horigen
B
Een stelsel waarbij de koning zijn land onder de geestelijkheid verdeelde
C
Een stelsel waarbij een leenman zijn land aan een leenheer uitleende
D
Een stelsel waarbij een koning zijn land uitleende aan zijn ridders

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een nadeel van het leenstelsel?
A
Het geleende land werd door de leenman als eigendom gezien
B
De koning had te weinig land om uit te lenen
C
Er waren te weinig leenmannen
D
Na Karel de grote verdween het leenstelsel

Slide 17 - Quizvraag

Wat zijn stadsrechten?
A
Recht van een stad op eigen bestuur
B
Recht van een heer om een stad te besturen
C
Recht om een stad te bouwen
D
Recht om een stad in te nemen

Slide 18 - Quizvraag

Een stad kon stadsrechten krijgen.
Wat is GEEN stadsrecht?
A
De stad mocht zelf rechtszaken houden.
B
De stad mocht zelf belasting ophalen.
C
De stad hoefde de landheer geen belasting te betalen.
D
De stad mocht stadsmuren bouwen.

Slide 19 - Quizvraag

Waarom gaf een heer een stad stadsrechten?
A
Om de inwoners te belonen voor hun trouw.
B
Om van de inwoners belastinggeld te krijgen.
C
Om in zijn gebied een handelscentrum te krijgen.
D
A, B en C zijn goed.

Slide 20 - Quizvraag


              Wat is een gilde?
A
Een samenwerking van mensen in de kerk
B
Een speciaal soort zwaard
C
Het maken van een hoef voor een paard
D
Een groep mensen met hetzelfde ambacht, vak of beroep

Slide 21 - Quizvraag

Een gildemeester gaf les aan mensen die lid van een gilde wilden worden.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag


Een gilde controleerde de kwaliteit en de prijs van de producten die de gildeleden maken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Video

Renaissance betekent
Wat houdt de Renaissance in?
A
Nieuwe interesse voor andere werelddelen
B
Nieuwe interesse voor de oudheid
C
Nieuwe interesse voor het geloof
D
Nieuwe interesse voor de kunst

Slide 25 - Quizvraag

Wat is Renaissance?
A
Wedergeboorte van de Middeleeuwse kunst
B
Strijd tussen keizer en paus
C
Wedergeboorte van de Grieks-Romeinse kunst
D
Ander woord voor Romeinse tijd

Slide 26 - Quizvraag

Renaissance?
A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quizvraag

Renaissance?
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quizvraag

Renaissance?
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quizvraag

Renaissance
A
1300-1600
B
1300-1700
C
1300-1500
D
1100-1300

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Video

Stel: een timmerman uit de 14e eeuw had een plan om klanten te lokken met extra goedkope tafels en stoelen. Beredeneer (=leg uit) wat er dan zou gebeuren en waarom. (2p)

Slide 32 - Open vraag

In Noord-Holland loopt de rivier de Amstel. Waar die uitmondde in de Zuiderzee, ontstond in de 13e eeuw een handelsstadje dat we nu kennen als Amsterdam.
Leg uit waarom Amsterdam juist op die plaats ontstond. (2p)

Slide 33 - Open vraag