27-3

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Oefenen moeilijke woorden
Retorische vragen
Ironie


Slide 2 - Tekstslide

Ik weet hoe ik de betekenis van moeilijke woorden in een tekst kan achterhalen.
Je kunt retorische vragen herkennen en zelf gebruiken.
Je herkent ironiein een tekst en kunt zelf ironie gebruiken.

Slide 3 - Tekstslide

Moeilijke woorden

Wat: Opdracht in het boek maken
Hoe: zelfstandig
Hoelang: 20 minuten
Resultaat: klassikaal bespreken en nakijken
Eerder klaar: Werk aan fictie. Alles al af? Pak een leesboek.
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Moeilijke woorden nakijken

We kijken samen les 53 na.
Schrijf de (juiste) antwoorden in je schrift.

Slide 5 - Tekstslide

Antwoorden
1 Goede antwoorden zijn: as, askorrels, (huishoudelijk) afval of huisvuil. T1
2 Nee. Het gaat er in deze tekst vooral om wat de commercieel directeur Jasper de Jong vertelt en wat zijn bedrijf doet. Het is daarvoor niet belangrijk om te weten wat een commercieel directeur precies is.
3 C 

Slide 6 - Tekstslide

Antwoorden
4 a ‘milieu’ en ‘verontreiniging’ T1
b ‘een afvalzak aan de straat’
c het keurmerk dat aangeeft dat de duurzame stoeptegel dezelfde sterkte heeft als een normale stoeptegel
d ‘normale’
e ‘conventionele’
5 Te beoordelen door de docent. T1
6 Je zoekt bij het hele werkwoord: ‘afdanken’. T1

Slide 7 - Tekstslide

Antwoorden
8 Te beoordelen door de docent. Bijvoorbeeld: T1
a esthetisch – wat met schoonheid te maken heeft – manier 2: synoniem
b gerecycled – hergebruikt – manier 2: synoniem
c impact – invloed (op het milieu) – manier 1: je kunt het woord weglaten en de zin nog steeds begrijpen
d immense – enorme – manier 5: woordenboek
9 a Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: ingebruikname, primeur, constructie, schaarse. T2
b Te beoordelen door de docent.
c Eigen antwoord.
10 Te beoordelen door de docent. I
11 Eigen antwoord. Denk hierbij aan de manieren uit de theorie. 

Slide 8 - Tekstslide

‘Laat jij de hond even uit?’

Slide 9 - Tekstslide

‘Laat jij de hond even uit?’

Het is meer een mededeling dan een vraag. Er wordt geen antwoord op verwacht. Degene die de vraag stelt trekt hiermee de aandacht.

Slide 10 - Tekstslide

Is dit een retorische vraag:
Weet u de weg naar het station?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

Is dit een retorische vraag:
Kun je niet een beetje uit je doppen kijken?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag

Is dit een retorische vraag:
Wat zijn de voordelen van een elektrische fiets?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quizvraag

Ironie

Slide 14 - Tekstslide

Ironie
De schrijver zegt het tegenovergestelde van wat hij bedoelt = ironie

Slide 15 - Tekstslide

Ironie
  • lichte vorm van spot
  • schrijver zegt tegenovergestelde van wat hij bedoelt
‘Goh, precies op tijd!’ (als iemand te laat is)
'Ik hoop dat je het niet erg vindt dat ik alvast ben begonnen.' (als iemand te laat komt in de klas)


Slide 16 - Tekstslide

Lees je in deze zin ironie:
'Jippie! Vandaag les over ironie'
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quizvraag

Lees je in deze zin ironie:
Vandaag gaat de les over tekstsoorten
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quizvraag

Lees je in deze zin ironie:
Handig van jou om geen sleutel mee te nemen.
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

Retorische vraag en ironie

Wat: Opdracht in het boek maken
Hoe: zelfstandig
Hoelang: 20 minuten
Resultaat: klassikaal bespreken en nakijken
Eerder klaar: Werk aan fictie. Alles al af? Pak een leesboek.
timer
20:00

Slide 20 - Tekstslide

Les 53 en 54

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide