1. Soms plak je er -en achter het woord: kaars-kaarsen, lamp-lampen.
2. Soms moet je de laatste letter verdubbelen: hagedis-hagedissen, trap-trappen
3. Soms moet je een a, e, o of u weghalen: aap-apen, potlood-potloden
4. Soms moet je de f veranderen in een v: schaaf-schaven, golf, golven
5. Soms moet je de s veranderen in een z: huis-huizen, vaas-vazen.