H5 Licht (PTA)

1 / 53
volgende
Slide 1: Link
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 53 slides, met tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 200 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Link

Deze slide heeft geen instructies

H5 Licht (PTA!)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
Week 11: 5.1 + 5.2
Week 12: 5.3 + 5.4 
Week 13: Herhaling 
Week 14: PTA H5 LICHT

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5.1 Licht, Schaduw en Spiegels

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Directe lichtbronnen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indirecte lichtbronnen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Absorberen, Doorlaten en terugkaatsen
Licht op voorwerp => drie dingen kunnen gebeuren:
  • Het voorwerp kan het licht ABSORBEREN:
licht verdwijnt en wordt omgezet in warmte; (denk hierbij aan een zwart shirt, deze word veel heter dan een blauw of rood shirt)
  • Het voorwerp kan het licht DOORLATEN:
Gaat door het voorwerp heen en komt er aan de andere kant weer uit
  • Het voorwerp kan het licht TERUGKAATSEN:
Licht kan diffuus óf spiegelend worden teruggekaatst

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diffuse terugkaatsing
  • De  lichtbundel kaatst naar alle kanten terug.
Spiegelende terugkaatsing
  • Een lichtbundel die uit één richting komt, wordt onder dezelfde hoek  teruggekaatst.



              

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Schaduw tekenen
Stap 1 -> Teken de randstralen langs de rand van het voorwerp. 
Stap 2 - Arceer het gebied tussen de randstralen. Dit is het gebied waar de schaduw komt.  

Slide 10 - Tekstslide

Arceer = Een vlak inkleuren binnen de randstralen

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spiegelbeeld
 Vanuit elk punt L van het voorwerp valt er licht op de spiegel. De spiegel kaatst dit licht terug naar je ogen.

Daardoor lijkt het licht uit een punt B achter de spiegel te komen. B is een van de punten van het spiegelbeeld.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 1 - Teken de 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekenafspraken
  • Het tekenen doe je altijd met potlood
  • lichtstralen teken je met een liniaal
  • virtuele beelden zijn gestippeld
  • Virtuele lichtstralen (na een spiegel) zijn gestippeld
  • De normaal = gestippeld
  • lichtstralen gaan altijd naar het oog toe.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Kader: Opdracht 1 t/m 14 (niet 11!), bladzijde 16 t/m 23

(Niet af is huiswerk!)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Extra filmpjes
een 2 tal leuke filmpjes met een vraag of verduidelijking.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

5.2 van infrarood tot ultraviolet 
5.2.1 Je kunt uitleggen hoe je de verschillende kleuren in zonlicht zichtbaar kunt maken.
5.2.2 Je kunt de kleuren in het spectrum van zonlicht in de juiste volgorde benoemen.
5.2.3 Je kunt behalve licht twee soorten straling noemen die door de zon worden uitgezonden.
5.2.4 Je kunt uitleggen op welke manier de kleuren van de voorwerpen om je heen ontstaan.
5.2.5 Je kunt drie kenmerkende effecten (uitwerkingen) van uv-straling beschrijven.
5.2.6 Je kunt uitleggen hoe je je tegen de gevaren van uv-straling kunt beschermen.
5.2.7 Je kunt drie toepassingen van ir-straling in het dagelijks leven beschrijven

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elektromagnetisch spectrum

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wit licht
  • De zon straalt wit licht uit
  • Wit licht bestaat uit alle kleuren licht


  • Alle zichtbare kleuren licht samen noemen
     we het kleurenspectrum.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een Prisma?
Een prisma is een driehoekig stuk plastic of glas.
Met een prisma kan je wit licht scheiden in verschillende kleuren.

De kleuren die je ziet noem je een spectrum of kleurenband.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kleuren zien

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ultraviolette straling
Ultraviolet  straling is een belangrijk onderdeel van zonlicht.
Je kunt er bruin door worden en bij teveel rood (verbranden).
Daarnaast kan Uv-straling sommige stoffen sterk laten oplichten. 
Je zegt van deze stoffen dat ze fluoresceren.
Sommige dieren kunnen wel uv-straling 
waarnemen. 
Bijen zien uv-straling
==> Nectar en stuifmeel

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bescherming tegen uv-straling
  • Uv-straling heeft de eigenschap dat ze stoffen kan afbreken.
  • De Uv-straling in het zonlicht sloopt de kleurstofmoleculen een voor een. 
  • Uv-straling kan ook schade aanrichten aan stoffen in je huid.
  • Straling die moleculen kapot kan maken, noem je ioniserende straling
  • Uv-straling is zwak ioniserend. Röntgenstraling is sterk ioniserend
  • Infrarode straling en licht hebben dat effect niet; deze soorten straling        zijn daarvoor niet krachtig genoeg.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ultraviolet-straling
Ultra = na
Wat betekent de factor?

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Infraroodsensor
Onzichtbare straling, die je kunt voelen als warmte.
Alle dingen om je heen zenden infrarode straling uit. Hoe warmer het voorwerp, des te meer straling er wordt uitgezonden. Een infraroodsensor is gevoelig voor deze straling. De sensor in een buitenlamp reageert bijvoorbeeld op infrarode straling die wordt uitgestraald door voorbijlopende mensen. 
De sensor schakelt dan de stroom in, 
zodat de lamp gaat branden (afbeelding 3). 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
1 t/m 13, Bladzijde 29 t/m 34

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5.3 Beelden maken met een lens

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat leer je deze les?
Na deze les heb je geleerd: 
  • Wat lenzen zijn en wat wij er mee kunnen
  • Wat de eigenschappen van positieve/negatieve lenzen zijn
  • Hoe een beeld geprojecteerd wordt m.b.v. een lens
  • Wat een beeldpunt is
  • Hoe je een beeldpunt kunt contrueren

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lenzen
Lenzen zijn schijfjes van glas/kunststof 
die licht breken op een bepaalde manier. 

Positieve (bolle) lens (aan de rand dunner): bundelt licht naar het midden toe
Negatieve (holle) lens (aan de rand dikker): spreidt licht naar buiten toe

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Positieve lenzen
  • We kunnen het gebruiken als brandglas
  • Na de lens lopen de lichtstralen naar elkaar toe
       Dit noemen we een convergente lichtbundel
  • Hoe sterker de lens hoe groter de 
       convergerende werking

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Negatieve lenzen
  • Geen brandpunt
  • Na de lens lopen de stralen uit elkaar, van de hoofdas af
       Dit noemen we een divergerende lichtbundel
  • Hoe sterker de lens, hoe
       groter de divergerende
       werking

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beeld op een scherm
Met een positieve lens kun je een beeld projecteren op een scherm
Een lens in bv. een camera beelde de wereld voor lens af op een chip. 
Een computer legt dit beeld vast en slaat het op in de geheugenkaart
Projectoren en beamers werken ook zo. 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beeld op een scherm
Bij camera's, projectoren en beamers praten we over een reeel beeld: lichtstralen komen vanuit de projector rechtsteeks op het scherm
Een virtueel beeld is alleen te zien als je door een lens kijkt of een spiegel kijkt. Deze beelden zijn niet zichtbaar te maken op een scherm.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Constructie reeel beeld
Een lamp projecteert een beeld op een lens
Vanuit de lamp gaan alle stralen uit elkaar (H1)
Een positieve lens brengt de lichtstralen weer bij elkaar
Dit punt heet het
brandpunt 
(groene pijl)

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Constructie beeldpunt
Als je het beeldpunt tekent noemen we dat het beeldpunt construeren
De twee 
constructie 
stralen komen 
samen in het 
beeldpunt

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Projectie
In het brandpunt snijden de
stralen elkaar

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Scherpstellen
Met een optische bank stel je het beeld scherp
De lens verplaats je naar voren of naar achteren
Op die manier kun je het beeld scherpstellen
Afstand tussen voorwerp en lens
heet de voorwerpafstand
Afstand tussen lens en scherpe 
beeld heet beeldafstand

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
1 t/m 12, bladzijde 40 t/m 45!

Klaar? Probeer opdracht 10 en 11.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5.4 oog en bril

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat leer je deze les?
Na deze les heb je geleerd: 
  • Hoe onze ogen zijn opgebouwd
  • Wat accommoderen, verziend en bijziend is
  • Hoe een beeld geprojecteerd wordt m.b.v. een lens
  • Stof van paragraaf 1, 2 en 3 herhalen

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oog
Als we dingen zien komt licht in onze ogen
Het licht gaat door de doorzichtige delen: 
  • hoornvlies
  • ooglens
  • glasachtig lichaam
Pas dan komt het licht op ons netvlies terecht
Het hoornvlies, ooglens en het glasachtig lichaam is een soort positieve lens
Het licht wordt zo gebroken dat er op het netvlies een scherp beeld ontstaat

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Netvlies



Bevat lichtgevoelige zintuigcellen
Deze cellen geven elektrische signalen door via de oogzenuw naar de hersenen
De signalen verwerken deze en dan weten we wat we zien

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pupil en iris
De pupil is het zwarte deel in jouw oog (dit is de opening)
De iris is het gekleurde deel van je oog
De pupil wordt groter bij weinig licht en kleiner bij fel licht

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Accommoderen
Je ogen moeten ook scherp stellen net als de lens van een beamer. 
De afstand tussen lens en netvlies, de beeldafstand, blijft even groot. 
Een kring van spiertjes rond de ooglens kunnen de lens platter en boller maken. Dit noemen we accommoderen

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verziend
Als je verziend bent zul je moeten accommoderen bij objecten in de buurt, je ziet goed van veraf
Met positieve (bolle) brillenglazen  
of contactlenzen wordt het licht 
sterker gebogen 
De lichtstralen worden geconvergeerd 
Dan zie je het beeld weer scherp.

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijziend
Als je bijziend bent zie je alleen 
scherp van objecten die dichtbij zijn. 
Met negatieve (holle) brillenglazen  
of contactlenzen kun je dit corrigeren. 
Die laten licht dat op de ogen valt iets 
divergeren. 
Dan zie je het beeld weer scherp.

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Constructie reeel beeld
Je kunt aan de ogen van een brillendrager zien of hij/zij bij of verziend is. 
Verziend: grotere ogen door de positieve lens
Bijziend: kleinere ogen door de negatieve lens

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Bladzijde 51 t/m 54

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies