Lesson 7. 24/11

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

What are we going to do today?

- Study irregular verbs 10 min. 

- Grammar J + ex. 25 tm 27.

- I + ex 21 tm 24 

both/each/all/every/none

Both (beide): je gebruikt both bij 2 personen, dieren of dingen. Bij both staat zelfst.nmw in het MEERVOUD. 

- Both zebras were killed in the hunt. 

Each (elke): gebruik je bij 2 of meer pers, dieren/dingen. Zelfst.nmw staat in het ENKELVOUD. 

- Each tattoo has a different meaning. 

All (allemaal), every (iedere) of none (geen/niet een), gebruik je bij drie of meer personen, dieren of dingen. 

- All of my classmates are present. 

- None of the watches turned back up after the robbery. 

- Every house in the street has Christmas lights. 

LET OP!!! 

Each gebruik je voor nadruk op individuele dingen en Every voor nadruk op het geheel.

if and when

If (als) gebruikt je als je niet zeker weet of iets gaat gebeuren of om ergens een voorwaarde aan te geven. 

- I will take you to the station if we go past MacDonalds first. 

When (wanneer/toen) gebruik je als je zeker weet dat iets gaat gebeuren. 

- I will meet your parents when you're my boyfriend. 

the thief hurt …… his hands

1. both
2. each

Have you read …. of these crime novels?

1. Each
2. All

..... I go out I always wear heals.

1. if
2. when

..... you don't like my present, I could get you something else.

1. if
2. when

Do: 

ex. 25 tm 27 (p. 70)

Finished? Do ex 21 tm 24