Zinsdelen Entree

Waarom zinsdelen
Ik had gisteren een voetbaltraining met mijn vrienden
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Waarom zinsdelen
Ik had gisteren een voetbaltraining met mijn vrienden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik | had | gisteren | een voetbaltraining | met mijn vrienden.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen
Stap 1) Persoonsvorm

Wat is een werkwoord?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm





1. Lisa liep snel naar de bushalte.
     Lopen komt in een andere tijd te staan, dus lopen is de persoonsvorm.


2. De zin vragend maken kan ook, maar er kunnen meerdere persoonsvormen in langere zinnen zijn.
(en/,

3. Lisa en Joep lopen snel naar de bushaltes.
     Lopen verandert in de zin, lopen is het enige werkwoord dat verandert, lopen is dus de persoonsvorm.
     
De persoonsvorm is een werkwoord. In iedere zin staat een persoonsvorm.


Je kunt de persoonsvorm het beste op deze manier vinden:

Verander de zin van tijd. 
Lisa loopt snel naar de bushalte.

Slide 4 - Tekstslide

Alles voor het zinsdeel persoonsvorm is een apart zinsdeel
Had Lisa haast en liep ze daarom zo snel naar de bushalte?

Noem een of meer persoonsvormen
A
Had
B
Had liep
C
Liep
D
Bushalte

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem een of meer persoonsvormen:
Claudia's zangleraar vindt dat zij talent heeft.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen
Stap 2) Gezegde

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordelijk gezegde
Geeft aan wat het onderwerp doet in de zin. 
Het bestaat uit alle werkwoorden in de zin. Het werkwoordelijk gezegde bevat altijd een zelfstandig werkwoord, en mogelijk een of meer hulpwerkwoorden.

    Milou eet twee boterhammen.
    Eelko heeft een grote pizza gegeten.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noteer het werkwoordelijk gezegde:
Gisteren heb ik mijn broer met een gratis etentje verrast

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer het werkwoordelijk gezegde:
Hij is de beste voetballer van Spanje

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen
Stap 3) Onderwerp en lijdend voorwerp

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp


Jan heeft drop gekregen
Jan en Rita hebben dropjes gekregen

De persoonsvorm verandert in de zin, dit is een werkwoord. Het onderwerp verandert mee.

Als je de zin vragend maakt, komt het onderwerp altijd achter de persoonsvorm.
Het onderwerp doet iets of is iets.
   -Wie (soms wat)+gezegde
-Meervoudsproef 
(Ow verandert mee)
-Vragend maken

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lijdend voorwerp
Lijdend voorwerp 'ondergaat' het werkwoordelijk gezegde
wat (soms wie) + werkwoordelijk gezegde + onderwerp
Ik wil drop eten
Ik heb hem gezien

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp in deze zin?

De straatnaam Lijsterbes vind je vaak in nieuwbouwwijken.

Slide 14 - Open vraag

Aan de bezoekers = meewerkend voorwerp
Wat is het lijdend voorwerp in dezelfde zin?

De straatnaam Lijsterbes vind je vaak in nieuwbouwwijken.

Slide 15 - Open vraag

Aan de bezoekers = meewerkend voorwerp
Hij heeft een mooie brief geschreven.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Dan (ruimen) hij mijn rotzooi een week op, als straf.
A
Ruimen
B
Ruim
C
Ruimt
D
Ruimt, straf

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij maken een powerpoint, die presenteren wij dan.
A
maken
B
presenteren
C
maken, presenteren
D
powerpoint

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelf oefenen: Zinsdelen
Opdrachtenblad maken

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies