Co- en multimorbiditeit

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
1. Je kunt uitleggen wat multimorbiditeit  & Co morbiditeit is. 

Slide 3 - Tekstslide

Deelopdracht 1

Slide 4 - Tekstslide

Even terugblikken
Functionele leeftijd <> kalender leeftijd
Risicosignalering?
Chronische aandoening?

Slide 5 - Tekstslide

morbiditeit

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Tekstslide

Aantal aandoeningen
Multimorbiditeit is de algemene term voor het optreden van meer dan één (chronische) aandoening in één individu tijdens een bepaalde periode.

Hoe komt dat?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Multimorbiditeit
Gevolgen: 
  • grotere kans op behandelingen, opname in ziekenhuis, complicaties en vroegtijdig overlijden. 
  • grote invloed op kwaliteit van leven 
  • vermindering van de mogelijkheid om eigen regie te blijven voeren
  • meerdere behandelaren, grotere kans op fouten, miscommunicatie en coördinatie. 
  • polyfarmacie

Slide 10 - Tekstslide

polyfarmacie
  • Polyfarmacie is het gelijktijdig gebruiken van meerdere 
(meer dan 5) verschillende geneesmiddelen.
  • Chronisch gebruik.
  • Meerdere soorten medicatiegroepen.
  • Hoe meer medicatie, hoe meer bijwerkingen.
  • Verhoogde kans op morbiditeit, ziekenhuis- en verpleeghuisopnames en zelfs overlijden.

Slide 11 - Tekstslide

Geriatrie is het medisch specialisme gericht op
A
Op Jongeren
B
Op ouderen met 1 aandoening
C
Op ouderen met meerdere aandoeningen

Slide 12 - Quizvraag

Cijfers multimorbiditeit
33 tot 50% van de mensen met een chronische ziekte heeft twee of meer chronische ziekten
                     > Ongeveer 2 miljoen


0 tot 15 jaar:             meer jongens
15 tot 65 jaar:          meer vrouwen
65 jaar en ouder:   nauwelijks verschil

Slide 13 - Tekstslide

Wat betekent het begrip multimorbiditeit?
A
Een ouderdomsziekte die het bewegen vermoeilijkt.
B
Het gebruik van meerdere medicijnen
C
Een zeer ernstige vorm van overgewicht
D
Het hebben van twee of meer ziekten tegelijkertijd.

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video

Hoe hoger de gemiddelde leeftijd van Nederlanders, hoe meer multimorbiditeit
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Comorbiditeit

Slide 17 - Woordweb

Comorbiditeit
Er wordt van 1 ziektebeeld uitgegaan. Als de zorgvrager daar complicaties/andere ziekten van ervaart wordt comorbiditeit genoemd.

BV: iemand heeft diabetes mellitus en wordt opgenomen in het ziekenhuis. De neuropathie is dan comorbiditeit bij diabetes mellitus. 

Slide 18 - Tekstslide

Verschil co- & multimorbiditeit
Comorbiditeit is het bestaan van één of meer (chronische) aandoeningen naast de zogenoemde hoofddiagnose waar de meeste aandacht naar uitgaat. 

Indien er geen hoofddiagnose wordt onderscheiden, en er wel sprake is van meerdere chronische aandoeningen, spreekt men van multimorbiditeit.

Slide 19 - Tekstslide

?-morbiditeit

Dhr M is 76 jaar en heeft 10 jaar geleden de diagnose prostaatkanker gekregen.
Is kort na diagnose behandeld met chemo.
Nu 10 jaar later is de ziekte helaas nog steeds aanwezig. Genezing is niet mogelijk. 
Door de chemo is dhr zijn nierfunctie achteruit gegaan. Verder heeft dhr Pijnklachten in de rug door uitzaaiingen in de botten. 
Door de pijnstilling die dhr hiervoor krijgt is dhr ook regelmatig geobstipeerd en duizelig. 
?-morbiditeit

Mw S is 83 jaar. Mw is sinds haar 60ste diabetes patiënt en gebruikt hier metformine voor. Gelukkig zijn de suikers hiermee stabiel.
Vier jaar terug heeft Mw een CVA doorgemaakt. Loopt sinds die tijd met een stok en gebruikt bloedverdunners. 

Helaas is mw de laatste tijd wat vergeetachtig en wat in de war.
De huisarts denkt aan beginnende dementie.  

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 
Opdracht: Onderzoek wat voor Co-morbiditeit en 
multi-morbiditeit er zich voor doet in jullie eigen branche. 
Neem twee cliënten in gedachten en werk dit uit. Deel je bevinden met je buur.

Slide 21 - Tekstslide

Vragen?

Slide 22 - Woordweb