25/4 Zenuwstelsel 25 april leerling TOM

Welkom vandaag 
Planning vandaag
  • Herhalen van vorige keer
  • Nieuwe stof
  • Check of alles begrepen is
  • Aan de slag
Neem plaats  
Nodig je schrift en een pen

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom vandaag 
Planning vandaag
  • Herhalen van vorige keer
  • Nieuwe stof
  • Check of alles begrepen is
  • Aan de slag
Neem plaats  
Nodig je schrift en een pen

Slide 1 - Tekstslide

Zintuigen
- Je kunt uitleggen wat een reflex en een reflexboog zijn
- Je kunt aangeven welke zenuwcellen bij een reflex betrokken zijn
- Je kunt afleiden of een cel een motorische zenuwcel, een sensorische zenuwcel of een schakelcel is

Slide 2 - Tekstslide

Hoe werkt een zintuig?

Slide 3 - Tekstslide

Bij elk soort zintuig past een bepaalde prikkel
Prikkels
  • licht
  • geluid
  • geurstoffen
  • smaakstoffen
  • hoge temperatuur
  • lage temperatuur
  • voorwerpen
  • pijn


Zintuigen
  • gezichtszintuig (licht zintuig)
  • gehoor zintuig
  • reuk zintuig
  • smaak zintuig
  • warmte zintuig
  • koude zintuig
  • tast zintuig
  • pijn zintuig

Slide 4 - Tekstslide

Welk zintuig zit niet in je huid ?
A
warmte zintuig
B
reuk zintuig
C
pijn zintuig
D
tast zintuig

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de goede volgorde?
A
Zintuig - Prikkel - Hersenen
B
Prikkel - Zintuig - Hersenen
C
Hersenen - Prikkel - Zintuig
D
Prikkel - Hersenen - Zintuig

Slide 6 - Quizvraag

Het zintuig geeft de prikkel door aan de hersenen door een...
A
Seintje
B
Prikkel
C
Impuls
D
Zintuig

Slide 7 - Quizvraag

prikkel
zintuig
bewustwording
impuls

Slide 8 - Sleepvraag

Prikkel - Reactie
Wat zie je op de afbeelding?
A  Er is een zak patat (prikkel).
     De zintuigcellen in je ogen en neus geven signaaltjes af.  

B  Het signaal (impuls) is een elektrisch signaal dat door de 
     zenuwen naar de hersenen gaat (korte blauwe pijltjes in de 
     afbeelding). De hersenen verwerken de impulsen.  Nu weet 
     je wat je ruikt en wat je ziet.  Je bent je er nu van bewust:  
   PATAT   ...  Als je je ervan bewust bent: 
                                                   heb je het waargenomen

CD  De hersenen geven een signaal (impuls), via het 
        ruggenmerg en de zenuwen naar de armspieren. Er gaat 
        ook een impuls naar de speekselklieren in je mond.
        Reactie (respons): de arm beweegt : het meisje pakt ...
        Reactie (respons): het meisje  krijgt speeksel in je mond.
De zak patat
De zak patat is een prikkel
Een prikkel is informatie uit de omgeving
1
Zintuigstelsel
Alle zintuigen samen vormen het zintuigstelsel.
Zintuigen werken samen.
3
oog en neus
Dit zijn organen. 
In de organen bevinden zich zintuigcellen
2

Slide 9 - Tekstslide

1. prikkel
2.
3.
4.
5. 
6. waarneming
hersenen
zintuig
zenuw
impuls

Slide 10 - Sleepvraag

timer
2:00
Match de adequate prikkel met het juiste zintuig.
Druk
zwaarte-
kracht
smaak
licht
lichte 
aanraking
drukzintuig
gezichts-
zintuig
evenwichts-
zintuig
smaakzintuig
tastzintuig

Slide 11 - Sleepvraag

Van prikkel tot respons
Prikkel                                     Zintuig                                 Hersenen




                                                Respons                                    Spier of klier
Wordt opgevangen door:
Impuls gaat naar:
Impuls gaat naar:
Zorgen voor een:

Slide 12 - Tekstslide

Vorige les

- Zintuigen herhaald: oog, tong, huid, neus, oor
- volgorde prikkel, zintuig, impuls

Slide 13 - Tekstslide

Deze les
Prikkel > zintuig > impuls > verwerking > reactie

Hoe wordt informatie van zintuigen verstuurd in je lichaam? 

Slide 14 - Tekstslide

Zenuwcellen
Informatie wordt verstuurd via zenuwcellen: neuronen.

Deze maken verbindingen met elkaar en geven zo informatie door naar andere cellen: zenuwcellen, spiercellen of kliercellen.
Bouwstenen van de hersenen

Slide 15 - Tekstslide

Zenuwcel (neuron)
  • Dendriet: impuls komt binnen
  • Cellichaam: celorganellen
  • Axon: vervoert impuls naar synaps
  • Synaps: uiteinde axon, impuls springt over naar volgende zenuwcel

Slide 16 - Tekstslide

Soorten neuronen
Er zijn 3 soorten neuronen met elk een eigen taak:

- motorische neuronen
- sensorische neuronen
- schakelneuronen

Dendriet uitloper van cellichaam; ontvangt boodschap andere zenuwcel
Axon uitloper van het cellichaam, een zenuwvezel (lengte mm tot > meter) geeft informatie door

Slide 17 - Tekstslide

Sensorische neuron (gevoel)

Slide 18 - Tekstslide

Motorische neuron (beweging)

Slide 19 - Tekstslide

Schakelneuron

Slide 20 - Tekstslide

Schakelneuron
  • geleiden impulsen binnen centraal zenuwstelsel
  • verbinden uitlopers gevoelzenuwcellen met uitlopers bewegingszenuwcellen
  • schakelen impulsen door
  • geheel (lichaam en uitlopers) ligt in centraal zenuwstelsel
  • onderling verbonden door uitlopers

Slide 21 - Tekstslide

Motorische
zenuwcel
Schakelcel
Sensorische
zenuwcel

Slide 22 - Sleepvraag

Centrale zenuwstelsel
Het centrale zenuwstelsel verwerkt impulsen.
Wat is er? Wat doen we?

Het centrale zenuwstelsel bestaat uit de ruggenmerg en de hersenen.


Slide 23 - Tekstslide

Bewuste reactie

Hierbij zijn betrokken:
1. Schakelcel in hersenen
2. Schakelcel in ruggenmerg
3. Sensorische zenuwcel
4. Motorische zenuwcel
5. Zintuig

Wat is de juiste volgorde?

Slide 24 - Tekstslide

1
2
3
4
5
Motorische zenuwcel
Schakelcel
ruggenmerg
Zintuig
Sensorische zenuwcel
Schakelcel
hersenen

Slide 25 - Sleepvraag

Bewuste reactie

Hierbij zijn betrokken:
1. Zintuig
2. Sensorische zenuwcel
3. Schakelcel in hersenen
4. Schakelcel in ruggenmerg
5. Motorische zenuwcel

Wat is er anders als je de sinaasappel voelt en steviger vastpakt?

Slide 26 - Tekstslide

https://schooltv.nl/video-item/hersenen-hoe-werken-je-hersenen

Slide 27 - Tekstslide

Zintuigen
vangen prikkels op worden omgezet
in impulsen gaan via sensorische zenuwen 
naar grote hersenen; hebben eigen plek 
op schors grote hersenen.
Worden omgezet in een beleving

Slide 28 - Tekstslide

Reflex
Een vaste, onbewuste snelle reactie van het lichaam:
Impuls naar hersenen en tegelijk reactie:

- sneller
- altijd dezelfde reactie
Vaak het beschermen van het lichaam tegen invloeden van buiten
of handhaven lichaamshouding

Slide 29 - Tekstslide

Reflexboog
Correctie houding... het hamertje op de kniepees.
Niet de pees maar de daaraan bevestigde
dijbeenstrekspier wordt uitgerekt. Deze niet 
gewenste strekking wordt waargenomen. 
Normaal wordt deze dijbeenstrekspier alleen 
gestrekt bij een achterwaartse beweging van 
het onderbeen, lichaam gaat met reflex de 
houding herstellen: het onderbeen moet terug naar voren

Slide 30 - Tekstslide

Reflexboog
Een vaste snelle reactie op een prikkel, lopen buiten grote hersenen om.
In een menselijk lichaam altijd spieren of klieren.
Voorbeelden:
Het boller en platter worden ooglens (scherp stellen: ver weg en dichtbij zien)
Verwijden en kleiner worden pupil bij veranderende lichtomstandigheden

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Reflex (en reflexboog)
Reflexboog


Heet!
De route ruggenmerg via hersenstam naar grote hersenen is langer dan de route ruggenmerg naar armspieren. Hierdoor trek je eerst je arm weg en voel je pas daarna pijn. 

Slide 33 - Tekstslide

Heb je nog vragen?
schrijf ze op en stel ze aan je docent.

Slide 34 - Woordweb