H6 Water

water
WATER
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

water
WATER

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  • Expert opdracht 
  • Doelen van H6 Water
  • Theorie + vragen
  • Opdrachten maken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In Brazilië rijden veel auto's op bio-ethanol. Deze ethanol wordt m.b.v. destillatie gewonnen uit vergist sap van suikerriet. 
Een auto rijdt 15 km op 1,0 liter ethanol.
De dichtheid van ethanol is 0,80 ∙ 103 kg /m3.
a. Bereken hoeveel gram ethanol de auto verbruikt per kilometer. 

De onderstaande reactievergelijking geeft de volledige verbranding van ethanol weer
C2H5OH + 3 O2 → 2 CO2 + 3 H2O
b. Bereken hoeveel mol zuurstof er per kilometer nodig is

timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1,0 L / 15 km = 0,0666667 L / km
m = p x v = 0,80 ∙ 103 x 0,0666666667 = 53,333 gram

 C2H5OH   +    3 O →   2 CO2    +    3 H2O
 53,333 g           111,140 = 1,1 x 10gram



1,158 mol             3,473 mol
 0,80 ∙ 103 kg /m3 =  0,80 ∙ 103 g /dm3
x 3 
C2H5OH = 46,068 g/mol
O2 = 32,00 g/mol
: 46,068 
x 32,00
Per kilometer heb je dus 1,1 x 102 gram zuurstof nodig. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen van H6 Water

  • Ik kan herkennen en benoemen welke bindingen tussen en in moleculen aanwezig zijn. 
  • Ik kan uitleggen waarom sommige stoffen wel willen mengen met water en sommige stoffen niet. 
  • Ik kan de hydratie tekenen. 
  • Ik kan de reactievergelijking opstellen van een hydraat (zout + kristalwater). 
  • Ik kan rekenen aan hydraten. 
  • Ik kan de werking van zeep uitleggen met (a)polair karakter. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beheers je alle doelen van H6 Water?
Ja
Nee
Voor een gedeelte

Slide 6 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag

Maak 7, 15, 18, 19, 25, 26, 27, 32, 33, 36, 37.


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van der Waalsbinding - Molecuulbinding
  • Aantrekkingskracht tussen moleculen
  • Zwakkere binding dan atoombinding 
  • Aanwezig bij vaste stoffen en vloeistoffen
  • Verdwijnt in de gasfase (molecuulrooster wordt verbroken) of als een molecuul wordt opgelost. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waterstofbruggen
  • OH- en NH- groepen zijn bijzonder.
  • Extra bindingen maken = waterstofbrug (H-brug)
  • Veroorzaakt door polaire atoombinding
  • Die wordt weer veroorzaakt door elektronegativiteit
  • H-brug is sterker dan VanderWaalsbinding, maar minder sterk dan covalente binding



Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Polaire atoombinding
  • Elektronegativiteit: Binas 40A
  • Geeft aan hoe hard een kern aan elektronen trekt
  • Verschil betekent kleine lading op atoom


Elektronegativiteit van H=2,1 en Cl=3,2
Cl trekt iets harder aan elektronen
Gedeeld elektronenpaar zit dichter bij Cl dan H
Cl klein beetje negatief 
H dus een klein beetje positief
δ+
δ
Water heeft ook een dipoolmoment:
EN H = 
EN O = 
Dit betekent dat zuurstof harder aan de elektronen in het gedeelde elektronenpaar trekt dan water. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke structuren kunnen waterstofbruggen aangaan?
A
B
C
D

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bindingen worden verbroken bij het koken van water?
A
vanderwaalsbindingen
B
vanderwaalsbindingen en waterstofbruggen
C
vanderwaals- en covalente bindingen
D
waterstofbruggen

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kan Cocaïne waterstofbruggen vormen?
A
Ja, want het molecuul is polair
B
Ja, want het molecuul is apolair
C
Nee, want het molecuul is polair
D
Nee, want het molecuul is apolair

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hydratie

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oplosbaarheid zouten/moleculen
Op microniveau is dat verschil er wel.
  • Bij een zout als natriumchloride vindt er tijdens het oplossen in water hydratie plaats.
  • Bij een moleculaire stof als glucose ontstaan er waterstofbruggen met water.
sacharose = C12H22O11
hydratie
Een zout heeft in de vaste fase een ionrooster.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hydrofiel en hydrofoob
  • Hydro = water
  • fiel = lievend
  • foob = angst


  • Stoffen die goed mengen/oplossen in water = hydrofiel / polair
  • Stoffen die slecht mengen/oplossen in water = hydrofoob / polair
H
H
O

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden hydrofiele moleculen




ammoniak                water                 methanol                    glucose

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden hydrofobe moleculen




  methaan               benzeen                 pentaan                      jood
I - I

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soort zoekt soort
  • H2O = polair / hydrofiel, bevat OH groep, kan H-brug vormen
  • NH3 = polair / hydrofiel, bevat NH groep, kan H-brug vormen
  • Conclusie: water mengt met ammoniak, want een polaire stof mengt met een polaire stof. 

Dit kan je ook aangeven in een tekening waarbij je de waterstofbruggen tekent (geef ook de polaire atoombindingen aan). 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Teken 2 moleculen ammoniak en 2 moleculen water en minimaal 3 waterstofbruggen tussen de moleculen.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de moleculen op volgorde van oplopend kookpunt. Zoek de kookpunten niet op, maar verklaar aan de hand van de structuurformule en betrokken bindingstypen.

CH4 (methaan), C2H6 (ethaan), CH3OH (methanol)
A
methaan, ethaan, methanol
B
ethaan, methaan, methanol
C
methanol, ethaan, methaan
D
methanol, methaan, ethaan

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg quizvraag
  • Methanol kan als enige een H-brug vormen, vanwege de OH-groep. 
  • Ethaan heeft een hogere massa dan methaan, dus de vanderwaalsbinding in ethaan is sterker dan in methaan.
  • De H-brug is sterker dan de vanderwaalsbinding, dus methanol heeft het hoogste kookpunt.
  • Volgorde van laag naar hoog kookpunt: methaan, ethaan, methanol.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

geen waterstofbrug
wel waterstofbruggen
NH3
C3H8
C2H5OH
CH3NH2
N2
O2
CH2Cl2
NO2
H2O2
CaCO3
NaCl

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zouthydraten
Zouthydraat: watermoleculen opgenomen in het kristalrooster van een zout 
Kristalwater: het opgenomen water
Omkeerbare reactie: afstaan van kristalwater is endotherm 
(je moet het dus verwarmen om het kristalwater te verwijderen)

Kopersulfaat:


Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

kristalwater openemen/afstaan
Het opnemen van kristalwater is meestal een exotherm proces


het afstaan van kristalwater is dan dus een endotherm proces

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


a. Geef de kloppende vergelijking van de vorming van het zouthydraat van MgCl2, met de volgende informatie: 1 mol van het zout MgCl2(s) kan 6 mol water opnemen om een zouthydraat te vormen.
b.Geef tevens de systematische naam van het zouthydraat.

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bereken het massa-percentage water in
blauw kopersulfaat (koper(II)sulfaatpentahydraat).
Noteer in 3 significante cijfers.

Slide 32 - Open vraag

23,4%
Uitleg blauw kopersulfaat
Blauw kopersulfaat = CuSO4 * 5 H2O

Massa CuSO4 * 5 H2O = 249,69 g/mol
Massa 5 H2O = 90,08 g/mol



249.60molg90,08molg100
% = 36,08%

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zeep
De hydrofobe staarten gaan aan de stof hechten , de hydrofiele koppen gaan aan de waterkant liggen. 

Hierdoor komt de olie los van de stof en kan het met water worden weggespoeld. De olie emulgeert dus met water door de zeep. 
Emulsie is een mengsel van water en olie, een emulgator zorgt er voor dat dit mengsel van ontstaan. Zeep is hier de emulgator. 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werking van zeep

Een zeepmolecuul ziet er ongeveer zo uit. Een kop die van water houdt (hydrofiel) en een staart die niet van water houdt (hydrofoob). 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schoonmaakmiddelen
Zeep = emulgator
natrium-stearaat (NaC17H35COO)

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul het verhaaltje in!
Hexaan kan (                          )    goed mengen met water, doordat hexaan geen  (                                  )    kan vormen. 
Water kan dit (                                )    , hierdoor is water een      (                                    )   stof. 
wel
niet
waterstofbruggen
hydrofobe
hydrofiele
vanderwaalsbindingen

Slide 37 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag

Maak 7, 15, 18, 19, 25, 26, 27, 32, 33, 36, 37.


Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies