Les 2: beschrijven van personages

Wat gaan we vandaag doen?
- Theorie doornemen: personage beschrijving 
- Schrijfopdracht 
- Voorlezen en feedback 
- Lezen in je boek (15 min.)
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?
- Theorie doornemen: personage beschrijving 
- Schrijfopdracht 
- Voorlezen en feedback 
- Lezen in je boek (15 min.)

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les ...

... we halen de theorie over fictie op en je oefent met het beschrijven van personages.

Slide 2 - Tekstslide

Jeugdthrillers
Kenmerkend voor jeugdthrillers zijn:

- Cliffhangers
- Wisseling van tijd, plaats en perspectief
- Nauwkeurige beschrijving van personages

Slide 3 - Tekstslide

Personages
  • De hoofdpersoon  is de persoon over wie het hele boek gaat. Je kunt lezen wat hij/zij denkt en voelt. Vertel iets over zijn/haar karaktereigenschappen (hoe hij/zij is). Bijvoorbeeld vrolijk, grappig, lui, slordig, rustig.
  • Zo nodig kun je ook één of twee andere belangrijke personages beschrijven.

Slide 4 - Tekstslide

Personages beschrijven
  1. Het uiterlijk van het personage.
  2. Belangrijke kenmerken, zoals geslacht, leeftijd, gezondheid, achtergrond.
  3. De karaktereigenschappen.
  4. De relaties met anderen in het verhaal.
  5. Hier volgen zes tips die je kunt gebruiken:

Slide 5 - Tekstslide

Personages beschrijven 1
          Beschrijf je personage niet in bullet points
Hij is een lange man van middelbare leeftijd. Hij heeft bruin haar en blauwe ogen en draagt vaak overhemden. 

Wanneer je personages beschrijft, ga je snel een lijstje met bullet points af. Lengte, leeftijd, haar- en oogkleur bijvoorbeeld. Niet alleen is deze beschrijving oersaai, maar de lezer ziet ook nog eens een gemiddelde man voor zich. Zo zou je toch ook geen verdachte omschrijven aan de politie? 

Slide 6 - Tekstslide

Personages beschrijven 2
          Maak details specifiek
‘Bruin haar’ kan ‘een kortgeschoren kapsel dat de eerste plukjes grijs niet konden verbergen’ worden. In plaats van zeggen dat hij vaak overhemden draagt, kan je beschrijven als ‘het gebloemde overhemd dat hij graag droeg op druilerige dagen’ . Nu zien we het personage voor ons én vertelt de beschrijving wat over deze man. 

Slide 7 - Tekstslide

Personages beschrijven 3
          Blijf weg van clichés
Als je meer wil beschrijven dan ‘blauwe ogen’, kun je kiezen voor ‘zee blauwe ogen’. Dit is al iets specifieker, maar enorm cliché. Denk aan een nerd met pluizig haar, een krachtpatser met stalen spieren en vergelijkbare omschrijvingen. Als je wil zeggen dat Hannah haar lippen bloedrood heeft gestift, verander het dan in haar gestifte lippen waren de kleur van de bramenjam die Lisa’s moeder altijd maakte. Je zet hiermee de verbeelding van de lezer aan het werk en we komen meer te weten over de personages. 

Slide 8 - Tekstslide

Personages beschrijven 4
          Gebruik de omgeving in je beschrijving
In de beschrijving kan je ook de omgeving meenemen. Een jonge studente kan zich prima thuis voelen in een collegezaal, maar zich ongemakkelijk voelen als ze met haar opa naar de golfbaan gaat waar hij alle andere pensionado’s kent. Door je personages te beschrijven in een omgeving die ze niet kennen, kunnen ze een nieuwe kant van zichzelf laten zien. 

Slide 9 - Tekstslide

Personages beschrijven 5
          Maak gebruik van objecten uit het leven van je personage
Naast de omgeving, zijn objecten ook een nuttige toevoeging aan je personagebeschrijving. Objecten uit het leven van een personage kan veel over hem zeggen. 
Stapt Hans uit een dure Mercedes of heeft hij een shirt aan met het logo van zijn favoriete band? Misschien wel beide! Dan wil de lezer zeker meer weten. 

Slide 10 - Tekstslide

Personages beschrijven 6
          Laat je personage in beweging komen
Even terug naar de eerste beschrijving: Hij is een lange man van middelbare leeftijd. Hij heeft bruin haar en blauwe ogen en draagt vaak overhemden. Dit is een enorm statisch beeld, want deze meneer doet helemaal niets. Laat hem in beweging komen terwijl je hem beschrijft en wees ook hier weer specifiek. De krant lezen is nog steeds vrij statisch, maar als hij mopperend de pagina’s omslaat omdat er weer niets is geschreven over het milieu, geeft het meer een beeld. 

Slide 11 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Kies een personage, een moordwapen en een ruimte uit het spel Cluedo en probeer gedetailleerd een karakter of het slachtoffer uit het spel Cluedo te beschrijven. Gebruik de ruimte, details van het moordwapen of juist de ruimte om het spannend te maken.
 Gebruik de tips die we hebben besproken!

Slide 12 - Tekstslide

Personages in Cluedo
Kies een personage uit:
- professor Plum (paars)
- mevrouw Peacock (blauw)
- de heer Groen (groen)
- mevrouw White (wit)
- kolonel Mustard (geel)
- juffrouw Scarlet (rood)



Kolonel Mustard (geel)

Slide 13 - Tekstslide

Moordwapens in Cluedo
Maak een keuze uit één van de zes moordwapens:
dolk, 
kandelaar, 
revolver, 
touw, 
loden pijp 
of de moersleutel.

Slide 14 - Tekstslide

Ruimtes in Cluedo
Maak een keuze uit één van de ruimtes waar de moord heeft plaats gevonden:
- de bibliotheek,
- de eetkamer,
- de hal,
- de keuken,
- de biljartkamer,
- de studeerkamer.

Slide 15 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Beschrijf de situatie waarin een personage het vermoorde slachtoffer vind in een van de ruimtes van Cluedo. Beschrijf de details van het slachtoffer of juist van de ruimte of het moordwapen. Denk aan de zes tips!
timer
15:00

Slide 16 - Tekstslide

Pak je leesboek
en ga lekker lezen.
timer
15:00

Slide 17 - Tekstslide

Je kunt / weet nu ...

... hoe je details van personages of ruimtes kunt inzetten zodat een lezer geboeid jouw verhaal leest.

Slide 18 - Tekstslide