3H: les 3.2 personages beschrijven

Wat gaan we vandaag doen?
- Theorie doornemen: personage beschrijving 
- Schrijfopdracht 
- Inleveren op It's

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?
- Theorie doornemen: personage beschrijving 
- Schrijfopdracht 
- Inleveren op It's

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les ...

... we halen de theorie over fictie op en je oefent met het beschrijven van personages.

Slide 2 - Tekstslide

(Jeugd)thrillers
Kenmerkend voor (jeugd)thrillers zijn:

- Cliffhangers
- Wisseling van tijd, plaats en perspectief
- Nauwkeurige beschrijving van personages

Slide 3 - Tekstslide

Personages
  • De hoofdpersoon  is de persoon over wie het hele boek gaat. Je kunt lezen wat hij/zij denkt en voelt. Vertel iets over zijn/haar karaktereigenschappen (hoe hij/zij is). Bijvoorbeeld vrolijk, grappig, lui, slordig, rustig.
  • Zo nodig kun je ook één of twee andere belangrijke personages beschrijven.

Slide 4 - Tekstslide

Personages beschrijven
  1. Het uiterlijk van het personage.
  2. Belangrijke kenmerken, zoals geslacht, leeftijd, gezondheid, achtergrond.
  3. De karaktereigenschappen.
  4. De relaties met anderen in het verhaal.
  5. Hier volgen zes tips die je kunt gebruiken:

Slide 5 - Tekstslide

Personages beschrijven 
          Maak details specifiek
‘Bruin haar’ kan ‘een kortgeschoren kapsel dat de eerste plukjes grijs niet konden verbergen’ worden. In plaats van zeggen dat hij vaak overhemden draagt, kan je beschrijven als ‘het gebloemde overhemd dat hij graag droeg op druilerige dagen’ . Nu zien we het personage voor ons én vertelt de beschrijving wat over deze man. 

Slide 6 - Tekstslide

Personages beschrijven 
          Blijf weg van clichés
Als je meer wil beschrijven dan ‘blauwe ogen’, kun je kiezen voor ‘zee blauwe ogen’. Dit is al iets specifieker, maar enorm cliché. Denk aan een nerd met pluizig haar, een krachtpatser met stalen spieren en vergelijkbare omschrijvingen. Als je wil zeggen dat Hannah haar lippen bloedrood heeft gestift, verander het dan in haar gestifte lippen waren de kleur van de bramenjam die Lisa’s moeder altijd maakte. Je zet hiermee de verbeelding van de lezer aan het werk en we komen meer te weten over de personages. 

Slide 7 - Tekstslide

Personages beschrijven 
          Gebruik de omgeving in je beschrijving
In de beschrijving kan je ook de omgeving meenemen. Een jonge studente kan zich prima thuis voelen in een collegezaal, maar zich ongemakkelijk voelen als ze met haar opa naar de golfbaan gaat waar hij alle andere pensionado’s kent. Door je personages te beschrijven in een omgeving die ze niet kennen, kunnen ze een nieuwe kant van zichzelf laten zien. 

Slide 8 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Kies een personage, een moordwapen en een ruimte uit het spel Cluedo en probeer gedetailleerd dit personage uit het spel Cluedo te beschrijven. Gebruik de ruimte, details van het moordwapen of juist de ruimte om het spannend te maken.
 

Slide 9 - Tekstslide

Personages in Cluedo
Kies een personage uit:
- professor Plum (paars)
- mevrouw Peacock (blauw)
- de heer Groen (groen)
- mevrouw White (wit)
- kolonel Mustard (geel)
- juffrouw Scarlet (rood)



Kolonel Mustard (geel)

Slide 10 - Tekstslide

Moordwapens in Cluedo
Maak een keuze uit één van de zes moordwapens:
dolk, 
kandelaar, 
revolver, 
touw, 
loden pijp 
of de moersleutel.

Slide 11 - Tekstslide

Ruimtes in Cluedo
Maak een keuze uit één van de ruimtes waar de moord heeft plaats gevonden:
- de bibliotheek,
- de eetkamer,
- de hal,
- de keuken,
- de biljartkamer,
- de studeerkamer.

Slide 12 - Tekstslide