- Je weet wat de literaire begrippen stijlfiguren, motieven, thema en genres inhouden.
Slide 2 - Tekstslide
Lesprogramma
- Welkom (5 min)
- Lezen Zonder titel (25 min)
- Terugblik: huiswerk(10 min)
- Uitleg: stijlfiguren, motieven, thema en genres. (10 min)
- Zelfstandig werken (15 min)
Slide 3 - Tekstslide
Lezen H58-62
Maak aantekeningen tijdens het lezen!
Slide 4 - Tekstslide
Terugblik: tijd, ruimte en spanning
Tip: maak een tijdbalk
Wat zorgt voor spanning in Zonder titel?
Huiswerk: de opdrachten op blz. 18, 19, 20 en 21
Slide 5 - Tekstslide
Stijlfiguren
Bij taalgebruik leg je vaak gevoel in je woorden. Je kunt iets overdrijven, iets afzwakken of omkeren. Dat kun je doen met stijlfiguren.
Slide 6 - Tekstslide
Understatement
Understatement (iets minder erg maken dan het is);
Je zegt dat iets minder mooi, groot of belangrijk is dan in werkelijkheid.
Je zegt: Messi kan een aardig balletje trappen; je bedoelt: Hij is een supervoetballer.
Slide 7 - Tekstslide
Hyperbool = overdrijving
Overdrijving (iets erger maken dan het is);
Je zegt bijvoorbeeld: Ik heb geen oog dichtgedaan; je bedoelt: Ik heb niet goed geslapen, want zeer waarschijnlijk had je echt wel een paar uurtjes je ogen dicht en sliep je.
Slide 8 - Tekstslide
Omkering
Omkering (het tegenovergestelde zeggen van wat je bedoelt);
Tegen een laatkomer: Je bent weer lekker op tijd.
Slide 9 - Tekstslide
Ironie
Ironie is vriendelijke spot die niet kwetsend is bedoeld. Wie ironie gebruikt, wil een grapje maken. Maak je een ironische opmerking, dan zeg je vaak het tegenovergestelde van wat je bedoelt. Door de toon waarop iets wordt gezegd of door de lichaamshouding kun je een ironische opmerking herkennen.
Het weer is geweldig. (als het pijpenstelen regent)
Het is hier niet bepaald druk. (als de zaal praktisch leeg is)
Slide 10 - Tekstslide
Sarcasme
Sarcasme is scherpe spot die bedoeld is om de ander te kwetsen.
Vooral zo doorgaan, dan komt het wel goed! (leraar tegen een leerling die opnieuw een onvoldoende heeft gehaald)
Slide 11 - Tekstslide
Cynisme
Cynisme is de meest wrede vorm van spot: hierbij komt ongeloof in de oprechtheid of goede bedoelingen van de mensen tot uiting. Er kan een uitspraak gedaan worden die inhoudelijk volstrekt waar is, maar die op het bewuste moment niet gezegd hoort te worden, omdat het bijvoorbeeld wreed en ontluisterend is.
Een voorbeeld van cynisme: ‘We gaan hem nu opereren. Als hij blijft leven, hadden we het bij het rechte eind; als hij sterft, hebben we toch wat bijgeleerd’, zegt de specialist over een patiënt.
Slide 12 - Tekstslide
Motieven
Auteurs verwerken motieven in hun verhalen om de lezer te laten weten wat volgens hen het belangrijkste is in het verhaal. Motieven zijn zaken of gevoelens die steeds terugkomen.
Het woord motief wordt hier dus gebruikt zoals in de muziek (in een liedje zitten ook altijd motieven die steeds terugkeren) of zoals in de grafische kunst (een ruitvorm of een cirkelvorm die steeds terugkomt, is ook een motief).
Slide 13 - Tekstslide
Thema
Het thema van een roman is het onderwerp waar de roman uiteindelijk over gaat; datgene waar het in het verhaal om draait. Uiteraard komen er meestal meerdere thema’s voor binnen een boek.
Hoe formuleer je dat thema nou?
Zo kernachtig en abstract mogelijk. Kreten als ‘Oorlog’ of ‘liefde’ zijn niet genoeg. Deze woorden geven niet weer waar het in het verhaal om draait. Gebruik minimaal een zin of een woordgroep, maar geen samenvatting. Zorg er ook voor dat je in het thema niet de namen van de hoofdpersonen vermeldt, want dan is het geen abstracte formulering meer.
Slide 14 - Tekstslide
Thema Alaska
Vriendschap is mogelijk, ondanks geheimen en gevoelens van schaamte of jaloezie tussen mensen.
Slide 15 - Tekstslide
Genre
- Thematische genres
- Genres op vorm
Slide 16 - Tekstslide
Thematische genres
Thriller, Fantasy, Science fiction
Detective, Humor, Young adult, Liefdesverhalen
Oorlog en verzet, Sprookjes, Historische romans
Slide 17 - Tekstslide
Genres op vorm
Gedicht, Kort verhaal, Autobiografie, Roman, Novelle, Drama, Cabaret, Sprookjes, Stripverhaal
Slide 18 - Tekstslide
Huiswerk
Noteer het huiswerk in je Plenda:
Maak de opdrachten in je reader op blz. 21, 22, 23 en 24.