klas TH2M week 5 les 8 en 9 Spanning Stijlfiguren en Motieven

Welkom 
TH2M

Reader, schrift, roman op tafel

week 5: les 8 en 9
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom 
TH2M

Reader, schrift, roman op tafel

week 5: les 8 en 9

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Startopdracht:cultuurverschillen
  • ...
  • overleg in twee- of drietallen:
  • Welke cultuurverschillen zie je in de roman Zonder Titel? 
  • Sommige personages hebben in het begin van de roman vooroordelen. Wie zijn dat en welke vooroordelen hebben ze? 




Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel deze week
  • Aan het eind van deze week ken je de literaire begrippen Spanning, stijlfiguren en motieven
  • Je hebt je formatieve toets van de vorige les bestudeerd.
  • Je hebt gecheckt welke literaire begrippen je kent en welke nog niet

=> TEA 1: toets Zonder Titel (gelezen t/m p. 222)




     

    Slide 4 - Tekstslide

    Inloggen bij LessonUp
    klaar met de formatieve toets? 
    Verder lezen in Zonder Titel

    Slide 5 - Tekstslide

    De tijd in Zonder Titel

    Slide 6 - Tekstslide

    start boek
            ⬇️
    pag.252

    Slide 7 - Tekstslide

    Huiswerk 
    Lezen t/m 222
    Installeren App van Test-Correct (checken we morgen)


    Vragen over het verhaal?

    Slide 8 - Tekstslide

    Literaire begrippen

    Spanning en stijlfiguren


    maak aantekeningen in je schrift

    Slide 9 - Tekstslide

    Wat veroorzaakt spanning in een roman of film?
    •  ...
    • Open plekken: dingen die als lezer nog niet weet 
    • Cliffhangers

    • Vermoedens wekken (de hoofdpersoon weet meer dan jij (detective) of andersom
    • Tegenstrijdige informatie (=> roept vragen op bij de lezer)
    • muziek, licht-/donkereffecten, uiterlijk van personages, tijdvertragingen, duistere plekken, stiltes,...
    • Let op: spanning is géén actie of sensatie 

    Slide 10 - Tekstslide

    Slide 11 - Tekstslide

    Welke spanning komt in Zonder Titel voor?


    Noteer in je reader, pag. 21

    Slide 12 - Tekstslide

    Stijlfiguren 

    Slide 13 - Tekstslide

    Wat valt je op?

    1. Ik heb wel een eeuw op je staan wachten.
    2. Elon Musk heeft best wat centjes verdiend met zijn Tesla's
    3. ....
    4. Krachtige taal => stijlfiguren

    Slide 14 - Tekstslide

    Stijlfiguren: overdrijven en afzwakken 
    • overdrijving: iets erger / groter maken dan het is: "Ik heb geen oog dichtgedaan" => niet goed geslapen; 
    • afzwakking / understatement: iets minder erg/groot maken dan de werkelijkheid); "Messi kan een aardig balletje trappen"=> Hij voetbalt geweldig. "Best wat centjes"=> miljarden dollars.


    Slide 15 - Tekstslide

    Stijlfiguren: omkering

    • spot: het tegenovergestelde zeggen van wat je bedoelt: "En bedankt!" => iemand breekt een glas.
    • in de omkering kun je drie niveaus van spot onderscheiden:
    • ironie
    • sarcasme
    • cynisme  

    Slide 16 - Tekstslide

    Ironie, sarcasme, cynisme (1)
    • Ironie: vriendelijke / grappige spot die niet kwetsend is bedoeld. Je zegt  het tegenovergestelde van wat je bedoelt, als grapje:
    • "Het weer is geweldig!" (terwijl het pijpenstelen regent) '
    • 'Ik ging cum laude over van 2 havo naar 3vmbo.' 
    • Sarcasme: scherpere spot, bedoeld om de ander te kwetsen."Vooral zo doorgaan, dan komt het wel goed! "(ouder tegen kind dat weer een 3 haalt) 


    Slide 17 - Tekstslide

    Ironie, sarcasme, cynisme (2)

    • cynisme: heel wrede spot: "Dan spring je toch lekker van de flat!" tegen depressieve vriend. Is meer een houding dan humor. Een cynicus gaat uit van het slechte in de mens.
    • Ironie leidt soms tot misverstanden, vooral in geschreven vorm (waarom?)
    • Die voorkom je door een smiley (knipoog) of aanhalingstekens: "Dat was weer een nuttige vergadering. 😉" "Dat was een ‘geslaagde’ grap."

    Slide 18 - Tekstslide

    Zoek in de roman
    een citaat dat spottend is (ironisch of sarcastisch)

    Slide 19 - Tekstslide

    Welke vragen heb je nog? 
    Plenda voor woe. 25 sept
    1. Vragen beantwoorden pag. 20-21-22
    2. literaire begrippen herhalen die je nog niet kent (zie reader en presentaties in LessonUp)
    3. Lezen 
    4. Plenda 1 okt: roman Zonder Titel uit




    Slide 20 - Tekstslide

    Inloggen LessonUp
    Naar de toets

    Slide 21 - Tekstslide

    Voorlezen

    Slide 22 - Tekstslide

    Welkom TH2M
    Reader, schrift, roman op tafel
    Startopdracht: Schrijf op in je schrift:
    Waarom is tante Shanya belangrijk voor het verhaal?

    Je begint je antwoord met: 
    "Tante Shanya is belangrijk voor het verhaal, omdat..."

    Slide 23 - Tekstslide

    Slide 24 - Tekstslide

    Huiswerk
    Plenda voor woe. 25 sept: 
    1. literaire begrippen herhalen die je nog niet kent (zie reader en LessonUp)
    2. Vragen beantwoorden pag. 20-21




    Slide 25 - Tekstslide

    Literaire begrippen

    Slide 26 - Tekstslide

    Literaire begrippen: ken je ze?
    • fictie/non-fictie
    • realistisch/niet-realistisch
    • beeldspraak (personificatie, metafoor, vergelijking)
    • personages: hoofdpersonen, bijfiguren, karakterontwikkeling
    • perspectief: ik-/ personaal / meervoudig personaal / alwetend
    • tijd: historisch, versnelling, vertraging, vertelde tijd, verteltijd, flashback, flashforward, opbouw van het verhaal
    • ruimte: sfeer, weer, tijdstip, parallellie, contrast
    • spanning, stijlfiguren, motieven, genre, thema

    Slide 27 - Tekstslide

    Verschil stijlfiguur en beeldspraak
    • Stijlfiguur: soort 'taaltruc' om je boodschap kracht te geven, door overdrijving, afzwakking, omkering of herhaling (Ik slaap elke nacht maar twee uur).
    • Beeldspraak: je gebruikt vergelijkingen en woorden in een andere betekenis (figuurlijk taalgebruik). (Slapen is gewiegd worden in de armen van Morpheus).



    Slide 28 - Tekstslide

    Literaire begrippen

    Motieven


    maak aantekeningen in je schrift

    Slide 29 - Tekstslide

    Motieven
    • Motieven zijn zaken of gevoelens die steeds terugkomen in het verhaal
    • De auteur geeft hiermee aan wat belangrijk is in het verhaal
    • Een motief komt ook voor in liedjes (bv. een refrein) of in kleding (ruitjespatroon) of in kunst of grafisch werk (cirkels kunnen ook een motief vormen)
    • In Zonder Titel: Kunst; wolf en geitje; cultuurverschillen



    Slide 30 - Tekstslide

    Welke vragen heb je nog? 
    Noteer in je Plenda (voor dinsdag 1 okt): 
    1. Zonder Titel uitlezen (lees moeilijke delen nog een keer)
    2. Vragen beantwoorden over  Motieven, pag. 22-23



    3. Herhaal de theorie van de reader t/m pag. 23 en schrijf op wat je nog niet begrijpt 

    Slide 31 - Tekstslide

    Check leerdoel 
    • Aan het eind van deze week ken je de literaire begrippen Spanning, Stijlfiguren en Motieven
    • Ja, ik ken deze begrippen (steek 2 vingers op)
    • Nee, deze begrippen ken ik nog niet (steek 5 vingers op)





       

      Slide 32 - Tekstslide