1A - 1 oktober 2020 (wwgez + hww/zww)

Welkom!
Nodig: 
  • Grammaticaboekje
  • Etui
  • iPad: dicht op tafel
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Nodig: 
  • Grammaticaboekje
  • Etui
  • iPad: dicht op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Planning

  1. Werkwoordelijk gezegde: hoe zat dat ook alweer?
  2. Nakijken huiswerk
  3. Verdeling in twee groepen: zinsdelen oefenen of extra challenge
  4. Aan de slag!
  5. Huiswerk & taalvout

Slide 2 - Tekstslide

Upload je gemaakte huiswerk hier.

Slide 3 - Open vraag

1. Zijn makkers hebben hem toen voor paal gezet.

2. Mijn vader moest zich wel drie keer bedenken voor het geven 

van toestemming.

Slide 4 - Tekstslide

3. Dat verzonnen verhaal deed niet onder voor dat beroemde 

verhaal over het monster van Loch Ness.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Lesdoel
Na de les:

Weet je hoe je de persoonsvorm, zinsdelen en het onderwerp in een zin kunt vinden.

Weet je wat een werkwoordelijk gezegde is.

Weet je wat zelfstandig werkwoorden (ZWW) en hulpwerkwoorden (HWW) zijn.


Slide 7 - Tekstslide

Peuterpraat

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht in tweetallen: peuterpraat
  • Voer 40 sec. als peuters een gesprek met elkaar.
  • Gebruik eventueel de woorden in het schema.
timer
0:40

Slide 9 - Tekstslide

'Tante zingen', 'Auto rijden', 'Baby spelen'

Wat doen peuters hier nog niet goed?

Slide 10 - Open vraag


Maak een goede zin waarin ook de woorden 'Tante' en 'zingen' staan. (Niet tante zingt!)


Slide 11 - Open vraag

'Tante zou als de beste kunnen zingen.'
Wat is het belangrijkste werkwoord in deze zin?

Slide 12 - Open vraag

Zelfstandig werkwoord (ZWW)
= belangrijkste werkwoord in de zin --> boodschap

  • Geeft een actie aan.
  • Er staat maar één zww in de zin!

Slide 13 - Tekstslide

Mijn vader heeft het hek geschilderd.
Welk werkwoord geeft de actie aan?

Slide 14 - Open vraag

Hulpwerkwoord (HWW)
Mijn vader heeft het hek geschilderd.

Geschilderd is de actie, heeft 'helpt' de actie.

Meer werkwoorden in de zin? Dan is één werkwoord het ZWW en de rest HWW!

Slide 15 - Tekstslide

Hulpwerkwoord
Wanneer een werkwoord geen handeling aangeeft, spreek je van een hulpwerkwoord (hww).

Je past de verdwijnproef toe en het werkwoord dat overblijft, is het zelfstandig werkwoord. De verdwenen werkwoorden zijn hulpwerkwoorden.
Meer werkwoorden in de zin? Dan is de PV nooit ZWW!

Verdwijnproef:
Mijn vader zou het hek hebben geschilderd.
Mijn vader heeft het hek geschilderd.
Mijn vader schildert het hek.

Slide 16 - Tekstslide

ZWW & HWW
Je geeft het zo aan:

                      HWW                  HWW     ZWW         
Mijn vader | zou | het hek| hebben | geschilderd.
_________O    ===                     ;;;;;;;;;;;;; ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;

Slide 17 - Tekstslide

Ik zal nooit van computers griezelen.

Zal =
A
hww
B
zww

Slide 18 - Quizvraag

Ik zal nooit van computers griezelen.

griezelen =
A
hww
B
zww

Slide 19 - Quizvraag

Ik zal die drop wel opgegeten hebben.

zal =
A
hww
B
zww

Slide 20 - Quizvraag

Ik zal die drop wel opgegeten hebben.

opgegeten =
A
hww
B
zww

Slide 21 - Quizvraag

Maak zelf een zin met twee hulpwerkwoorden en één zelfstandig werkwoord.

Slide 22 - Open vraag

De ruit in de achterkamer is bij het voetballen helemaal 


gesneuveld.

Slide 23 - Tekstslide

                                                       HWW
De ruit in de achterkamer | is | bij het voetballen | helemaal |
________________________O  =  

ZWW
gesneuveld.
;;;;;;;;;;;;;;;;;;;

Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag!
- Maak van opdracht 2A, zin 6 t/m 15 (p. 30 grammaticaboekje).








Eerste 10 minuten in stilte werken, daarna mag je overleggen op fluistertoon.
Klaar?  Kies iets uit de Talen-Ontdekdoos of pak een mooi boek uit de kast en ga lekker lezen.
Geef de volgende dingen aan:
- PV
- O
- Zinsdelen
- Werkwoordelijk gezegde
- Soorten werkwoorden (zww/hww)

Slide 25 - Tekstslide

Huiswerk & TaalVout
Huiswerk voor dinsdag:

- Lees blz. 9 van je grammaticaboekje.
- Maak van opdracht 2A, zin 6 t/m 15 (p. 30 grammaticaboekje).



Slide 26 - Tekstslide