GYM 1 - maandag 4-1 (Koppelwerkwoord & Spelling hf3)

Welkom!
Nodig: 
  • Grammaticaboekje
  • Nieuw Nederlands boek & schrift
  • Etui
  • Device om Teams te volgen
  • Device om in te loggen in LessonUp
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Nodig: 
  • Grammaticaboekje
  • Nieuw Nederlands boek & schrift
  • Etui
  • Device om Teams te volgen
  • Device om in te loggen in LessonUp

Slide 1 - Tekstslide

Planning

  1. Lesdoel
  2. Herhaling: hulpwerkwoord & zelfstandig werkwoord
  3. Koppelwerkwoord - uitleg
  4. Aan de slag!
  5. Huiswerk & taalvout


Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Na deze les:

  • Heb je kennisgemaakt met de koppelwerkwoorden;
  • Herken je de koppelwerkwoorden in een zin.

Slide 3 - Tekstslide

Welke twee soorten werkwoorden hebben we tot nu toe behandeld?

Slide 4 - Open vraag

Zelfstandig werkwoord (ZWW)

  • Geeft een actie aan.
  • Er staat maar één zww in de zin!

Slide 5 - Tekstslide

Hulpwerkwoord (HWW)
Mijn vader heeft het hek geschilderd.

Geschilderd is de actie, heeft 'helpt' de actie.

Meer werkwoorden in de zin? Dan is één werkwoord het ZWW en de rest HWW!

Slide 6 - Tekstslide

Hulpwerkwoord
Wanneer een werkwoord geen handeling aangeeft, spreek je van een hulpwerkwoord (hww).

Je past de verdwijnproef toe en het werkwoord dat overblijft, is het zelfstandig werkwoord. De verdwenen werkwoorden zijn hulpwerkwoorden.
Meer werkwoorden in de zin? Dan is de PV nooit ZWW!

Verdwijnproef:
Mijn vader zou het hek hebben geschilderd.
Mijn vader heeft het hek geschilderd.
Mijn vader schildert het hek.

Slide 7 - Tekstslide

Maak zelf een zin met twee hulpwerkwoorden en één zelfstandig werkwoord.

Slide 8 - Open vraag

Koppelwerkwoord || Naamwoordelijk gezegde

Slide 9 - Tekstslide

zijn
is
doen
doet
Auto's rood
Popjes stout
Mama lief
Treintjes tsoektsjoek
Oma's breien
Papa slapen

Slide 10 - Sleepvraag

Auto's zijn rood, popjes zijn stout, mama is lief
vs.
Treintjes doen tjoektsjoek, oma's doen breien, papa doet slapen.

Dit zijn twee groepen. Geef een naam aan elke groep.

Slide 11 - Open vraag

Iets doen vs. iets zijn
Auto's zijn rood, popjes zijn stout, mama is lief 
--> De onderwerpen zijn iets.

 Treintjes doen tjoektsjoek, oma's doen breien, papa doet slapen --> De onderwerpen doen iets.

Slide 12 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord vs. koppelwerkwoord
De treintjes doen tjoektsjoek.
Wat is het belangrijkste werkwoord?

Mama is lief.
Wat is het belangrijkste werkwoord?

Slide 13 - Tekstslide

Wat doet een koppelwerkwoord met het onderwerp?

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Video

Stappenplan Werkwoordsoorten
  1. Wat is het belangrijkste werkwoord in de zin? Welke kun je niet weglaten?
  2. De rest van de werkwoorden zijn hulpwerkwoorden.
  3. Is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord of een koppelwerkwoord?
Koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen. (LET OP: onderwerp is iets! Het koppelwerkwoord koppelt het onderwerp.)
                                                       HWW                                      ZWW         
Het bekijken van de film | begint| op den duur| te vervelen.
                           HWW                                                            KWW                                           
In Antartica | kan | de temperatuur | erg laag | worden.
           HWW                                                      KWW
Er | schijnen | veel kinderen | ziek | te zijn.

Slide 16 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden
ZWaBBeLS-HDV

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen

Slide 17 - Tekstslide



Gisteren is Piet zeer plotseling vader geworden.

Slide 18 - Tekstslide

Staan of zitten
Zometeen krijg je een aantal zinnen te zien. 

Staat er een zelfstandig werkwoord (onderwerp doet iets) in? Ga dan staan.

Staat er een koppelwerkwoord (onderwerp is iets) in? Ga dan zitten.

Slide 19 - Tekstslide

Jan is ooit scheidsrechter in eredivisie geweest.


Staat er een zelfstandig werkwoord (onderwerp doet iets) in? Ga dan staan.

Staat er een koppelwerkwoord (onderwerp is iets) in? Ga dan zitten.

Slide 20 - Tekstslide

Mijn fietsband werd netjes geplakt.


Staat er een zelfstandig werkwoord (onderwerp doet iets) in? Ga dan staan.

Staat er een koppelwerkwoord (onderwerp is iets) in? Ga dan zitten.

Slide 21 - Tekstslide

Op latere leeftijd is Piet pas echt een verstrooid man geworden.


Staat er een zelfstandig werkwoord (onderwerp doet iets) in? Ga dan staan.

Staat er een koppelwerkwoord (onderwerp is iets) in? Ga dan zitten.

Slide 22 - Tekstslide

De agent heeft Janne gisteren een bekeuring gegeven.


Staat er een zelfstandig werkwoord (onderwerp doet iets) in? Ga dan staan.

Staat er een koppelwerkwoord (onderwerp is iets) in? Ga dan zitten.

Slide 23 - Tekstslide

Het meisje lijkt erg bang voor de man.


Staat er een zelfstandig werkwoord (onderwerp doet iets) in? Ga dan staan.

Staat er een koppelwerkwoord (onderwerp is iets) in? Ga dan zitten.

Slide 24 - Tekstslide

Het meisje blijkt in Amsterdam te zijn.


Staat er een zelfstandig werkwoord (onderwerp doet iets) in? Ga dan staan.

Staat er een koppelwerkwoord (onderwerp is iets) in? Ga dan zitten.

Slide 25 - Tekstslide

Lesdoel
Na deze les:

  • Ken je alle koppelwerkwoorden
  • Herken je de koppelwerkwoorden in een zin

Slide 26 - Tekstslide

Aan de slag!
- Lees p. 15 van je Grammaticaboekje (koppelwerkwoord) BELANGRIJK!
- Maak: Grammaticaboekje p. 32: Arceer de koppelwerkwoorden (je hebt er nu waarschijnlijk nog zww boven staan)
- Maak: Grammaticaboekje p. 33: Ontleed zin 5 t/m 12. Let ook op de koppelwerkwoorden!

Klaar?
Pak je Nieuw Nederlands boek & schrift erbij. Ga naar p. 115 (Spelling hf. 3)
* Maak opdracht 1.
* Lees het groene stukje
* Maak opdracht 3 & 4

15.15u weer terug in de les!

Slide 27 - Tekstslide

Huiswerk & TaalVout
Maak: Grammaticaboekje p. 33: Ontleed zin 5 t/m 10. Let ook op de koppelwerkwoorden!

Spelling hf. 3 (p. 115)
* Maak opdracht 1 & lees het groene stukje




Slide 28 - Tekstslide