klas 1HA Zinnen in zinsdelen verdelen april

Even herhalen
werkwoordelijk gezegde <-> naamwoordelijk gezegde
In het Nederlands heb je twee soorten zinnen. 
Zinnen waarin iemand iets doet. = Ik geef les.
Zinnen waarin iemand iets is. = Ik ben docent.
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Even herhalen
werkwoordelijk gezegde <-> naamwoordelijk gezegde
In het Nederlands heb je twee soorten zinnen. 
Zinnen waarin iemand iets doet. = Ik geef les.
Zinnen waarin iemand iets is. = Ik ben docent.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WG                                 NG
- DOE-zin
- Actie/handeling
- het OW DOET iets
- alleen maar werkwoorden 
- er kan een LV in staan 
- ZIJN-zin
- een vorm van de 9 kww 
- Het OW IS iets
- bestaat uit werkwoorden 
   én naamwoorden (ZN of BN
   --> eigenschap/kenmerk
         van het OW) 
- bevat nooit een LV

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

koppelwerkwoorden (2/2)
Bij zinnen met een naamwoordelijk gezegde kun je de koppelwerkwoorden(zijn/worden/blijken/blijven/lijken/schijnen met elkaar verruilen. 
Ik ben docent. 
Ik word docent. 
Ik blijf docent. 
Ik blijk docent. 
Ik lijk docent. 
etc..


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hij wordt morgen twaalf jaar.
Je stelt jezelf weer de vraag: is (of wordt ) het onderwerp iets.
Ja! 
wordt morgen twaalf jaar=NG

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De leerling is boos geworden.

Doet de leerling iets, of is de leerling iets?
A
doet iets!
B
nee, is iets!

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De leerling is boos geworden.

Wat is het NG?
A
[boos] geworden
B
is [boos]
C
[is] geworden
D
is [boos] geworden

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Nederlands

Grammatica 



Zinnen in zinsdelen verdelen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinnen in zinsdelen verdelen: stap 1
Je verdeelt een zin in zinsdelen door verticale strepen te plaatsen. 
Stap 1: Plaats eerst het werkwoordelijk gezegde tussen strepen. 
Het deel voor de persoonsvorm = 1 zinsdeel (daar hoef je dus niet meer over na te denken)

Voorbeelden bij stap 1:
De leerlingen / leren / grammatica tijdens de Nederlandse les op het SJL.
De jury / heeft / voor de beste speler een aparte onderscheiding / gekocht./
De instructeur die was verhuisd / overhandigt / het zwemdiploma aan Bo.
             
De leerlingen - de jury - de instructeur die was verhuisd = staan voor de persoonsvorm --> 
1 zinsdeel

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

neem nu blz 120 voor je

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinnen in zinsdelen verdelen: stap 2
(Bij stap 1 heb je het ww gez tussen strepen geplaatst en vervolgens het deel voor de persoonsvorm.)
Stap 2: Plaats nu de andere zinsdelen tussen verticale strepen (ieder stukje waar een vraagwoord bij past) 

Voorbeeld bij stap 2:
/ De leerlingen/ leren/ grammatica/ tijdens de Nederlandse les /op het SJL.
             wie                                   wat                              wanneer                            waar 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinnen in zinsdelen verdelen: stap 1 en 2
Voorbeelden bij stap 1 en 2:

De jury / heeft / voor de beste speler / een aparte onderscheiding / gekocht.
    wie                                   voor wie                                        wat
Victoria / stond / tijdens haar spreekbeurt / voor het beeldscherm.
     wie                                       wanneer                                      waar
De instructeur die was verhuisd / overhandigt / het zwemdiploma / aan Bo.
                                  wie                                                                            wat                 aan wie

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoordelijke bepaling (bwb)
Wat is nu de bijwoordelijke bepaling?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoordelijke bepaling
We noemen de bijwoordelijke bepaling ook wel de ‘prullenbak’. Alles wat je overhoudt, noem je een bijwoordelijke bepaling.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoordelijke bepaling
Let op
Niet in alle zinnen komt een bijwoordelijke bepaling voor, maar een zin kan ook meerdere bijwoordelijke bepalingen bevatten!

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gisteren is mijn vader lelijk gevallen in de woonkamer.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoordelijke bepaling

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoordelijke bepaling (bwb)
- In een zin kunnen meerdere bijwoordelijke bepalingen staan.

- In een zin kunnen ook geen bijwoordelijke bepalingen staan. 

- Woorden als niet, nooit, geen, misschien, soms enz. zijn altijd bijwoordelijke bepaling.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoordelijke bepaling

Slide 18 - Tekstslide

VWO moet de verschillende soorten bwb's kunnen herkennen. 
Morgen:
Voegwoorden
Verwijswoorden

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voegwoorden

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verdeel de zin in zinsdelen

1. In Discovery Magazine heeft de redacteur een artikel over vliegangst geschreven.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verdeel de zin in zinsdelen

2. Volgens PostNL kunnen postbodes heel goed als wijkbewaker optreden.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verdeel de zin in zinsdelen
3. De klimaatvergadering heeft aan de voorzitter een voorstel tegen luchtvervuiling gemaild.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verdeel de zin in zinsdelen

4. Een rijke bankier wil aan de amateurvoetbalclubs gratis voetbaltenues schenken.

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verdeel de zin in zinsdelen

5. Neem jij voor je ouders nog een kaartje voor de schoolmusical mee?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verdeel de zin in zinsdelen

6. Op zomerdagen laten sommige hondenbezitters hun hond een paar uur in de auto zitten.

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verdeel de zin in zinsdelen

7. De foto was tijdens een opruimbeurt tevoorschijn gekomen.

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verdeel de zin in zinsdelen

8. Gelukkig kan ik de foto weer elke dag zien.

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verdeel de zin in zinsdelen

9. De foto heb ik inmiddels voor het fotoboek gekopieerd.

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verdeel de zin in zinsdelen

10. Het eetpatroon van een vader kan invloed hebben op het eetgedrag van kinderen.

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tot slot

Een vraag om te checken of je het leerdoel hebt behaald.

Beantwoord de vraag op de volgende slide. 
Hiermee rond je deze les af. 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tot slot:

Ik kan een zin in zinsdelen verdelen.
A
Ja
B
Nee

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Extra oefenen?

Heb je de tot-slotvraag met 'nee' beantwoord?
Dan is het verstandig om extra te oefenen.

Extra oefenen kan op slide 23 t/m 27.


Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verdeel de zin in zinsdelen
1. Alle jurken hangen netjes aan de kledinghangers in het rek.

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verdeel de zin in zinsdelen
2. De jury heeft voor de beste speler een aparte onderscheiding gekocht.

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verdeel de zin in zinsdelen
3. Geef je de beveiligers voor de detectiepoortjes je flesje water?

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verdeel de zin in zinsdelen
4. Tijdens het feest bood de jarige zijn gasten een heerlijk stukje taart aan.

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verdeel de zin in zinsdelen
5. De verpleger dient de verzwakte patiënt het medicijn toe.

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Einde van deze les!

Well done!

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoordelijke bepaling

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies