Grammatica herhaling lj1

Welkom H2
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom H2

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Lezen (10 min);
  • Herhalen grammatica (15-20 min); 
  • Oefenen woordenschat voor toets (20 min).
  • Huiswerk op een rijtje (2 min);

Slide 2 - Tekstslide

Lezen
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

  Grammatica herhalen

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de pv?

Een 81-jarige automobiliste reed donderdag met haar auto een computerwinkel binnen.
A
Donderdag
B
Binnen
C
Reed
D
Haar auto

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het ow?

In Deventer gaat de politie jongeren onder de zestien die dronken op straat lopen, thuis afleveren.
A
Deventer
B
De politie
C
Jongeren onder de zestien
D
Thuis

Slide 6 - Quizvraag

Zinsdelen
Persoonsvorm (pv): werkwoord dat de tijd aangeeft, werkwoord kun je van tijd veranderen. 
  • Ik loop naar de supermarkt. 

Onderwerp (ow/ond): wie/wat + persoonsvorm?
  • Ik loop naar de supermarkt. 

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het wg?

Hij staat daar te fluiten.
A
Staat
B
Fluiten
C
Staat, fluiten
D
Staat te fluiten

Slide 8 - Quizvraag

Zinsdelen
Werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden in een zin, dus ook de persoonsvorm. Oók de woorden 'te' en 'aan' horen erbij als dit bij het werkwoord hoort.
  • VB: Pieter stond op Maarten te wachten
  • VB: Op het grasveld zijn mijn klasgenoten aan het voetballen

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het mv?

Het meisje geeft de eendjes brood.
A
Het meisje
B
De eendjes
C
Brood
D
Er is geen mv

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het lv?

Ze waarschuwden hem net op tijd.
A
Ze
B
Net op tijd
C
Hem
D
Er is geen lv

Slide 11 - Quizvraag

Zinsdelen
Lijdend voorwerp: wie/wat + persoonsvorm + onderwerp?
  • Die of dat wat de handeling in de zin ondergaat. Er wordt altijd iets met het lijdend voorwerp gedaan. 
  • VB: Ik geef haar de appel

Meewerkend voorwerp: degene die 'meewerkt' aan de handeling of het lijdend voorwerp 'ontvangt'. Meestal met 'aan' of 'voor', en als dat er al staat, kan het meestal worden weggelaten. 
  • VB: Ik geef haar de appel. 





Slide 12 - Tekstslide

Wat is de bwb?

Mijn vader gaat elke dag met zijn auto naar het werk.
A
Elke dag met zijn auto naar het werk
B
Gaat naar het werk
C
Elke dag met zijn auto
D
Met zijn auto naar het werk

Slide 13 - Quizvraag

Zinsdelen
Bijwoordelijke bepaling: alles wat overblijft als je alles hebt ontleed. 
  • Geven antwoord op vragen als: hoe? hoelang? waar? waardoor? waarheen? waarom? waarover? waarvandaan? waar? wanneer?
  • Ook woorden als: niet, wel, zeker, absoluut, eigenlijk, allicht, natuurlijk, misschien, vermoedelijk en waarschijnlijk. 

VB: Ik heb misschien wel een stageplek geregeld gisteren

Slide 14 - Tekstslide

Zinsdelen oefenen
1. Ik zal in de nabije toekomst ongetwijfeld een tijdje in een flat gaan wonen. 
2. Tijdens een langere vlucht zou je sowieso de benen een keer moeten strekken. 

  • pv: 
  • ond: 
  • wg: 
  • lv: 
  • mv: 
  • bwb: 

Slide 15 - Tekstslide

Woordenschat oefenen
Stap 1 - Maak een taakverdeling
    - Persoon 1: tijdbewaker. 
    - Persoon 2: legt alle papiertjes goed. 
    - Persoon 3: mag één keer bij een ander groepje spieken.
    - Persoon 4: controleert of de antwoorden kloppen.

Stap 2 - Leg de betekenis bij het juiste woord. 
Stap 3 - Controleer nogmaals of alles juist ligt. 

timer
13:00

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk maandag 16 mei 2022
Nieuw Nederlands -> De Brug -> Grammatica - zinsdelen
  • Opdracht 2 t/m 5

Nieuw Nederlands -> De Brug -> Grammatica - 
woordsoorten
  • Opdracht 1 t/m 6

Slide 17 - Tekstslide