Je legt uit hoe je de zorgvrager kunt helpen bij de toiletgang (2).
Je benoemt verschillende hulpmiddelen bij de toiletgang (1).
Je beschrijft de observatiepunten bij urinelozing en observatiepunten van urine (1).
Je beschrijft observatiepunten van ontlasting (1).
Je legt uit hoe je de uitscheiding op natuurlijke wijze kunt bevorderen (2).
Je verklaart wanneer een microklysma gebruikt wordt (2).
Je ondersteunt de zorgvrager bij uitscheiding van urine en ontlasting en incontinentie en neemt bij veranderingen de juiste maatregelen (3).