Poëzie: havo 5

Poëzie
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Poëzie

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat zie jij eerst?
A
De cirkel
B
Het blad
C
De letters
D
Het zwart

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen proza en poëzie?
A
proza heeft geen rijm, poëzie wel
B
Bij poëzie bepaalt de dichter de lengte van de regel, bij proza de bladzijde.
C
proza maakt minder gebruik van witregels
D
proza gaat altijd over zwaardere onderwerpen dan poëzie

Slide 5 - Quizvraag

Liesje leerde Lotje lopen, langs de lange Lindelaan
Het bewegende kind pakte een lepel.
Het diepe meer was niet bevroren.
Mijn broertje vindt het gaaf om gade te slaan hoe de baby slaapt
alliteratie
assonantie

Slide 6 - Sleepvraag

Welke vorm van eindrijm herken je hier?
A
omarmend rijm
B
verspringend rijm
C
gepaard rijm
D
gekruist rijm

Slide 7 - Quizvraag

Welke vorm van eindrijm herken je hier?
A
omarmend rijm
B
gekruist rijm
C
gepaard rijm
D
slagrijm

Slide 8 - Quizvraag


A
omarmend rijm
B
gekruist rijm
C
gepaard rijm
D
verspringend rijm

Slide 9 - Quizvraag


A
omarmend rijm
B
gepaard rijm
C
verspringend rijm
D
slagrijm

Slide 10 - Quizvraag


A
omarmend rijm
B
gepaard rijm
C
slagrijm
D
verspringend rijm

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide


A
omarmend rijm
B
gepaard rijm
C
verspringend rijm
D
gekruist rijm

Slide 14 - Quizvraag


A
omarmend rijm
B
gepaard rijm
C
gekruist rijm
D
slagrijm

Slide 15 - Quizvraag

'Wil dat rode truitje achter in de zaal nu eindelijk haar mond houden?'
A
metafoor
B
metonymia
C
personificatie
D
vergelijking

Slide 16 - Quizvraag

'Haar kamer was een zwijnenstal.'
A
metafoor
B
metonymia
C
personificatie
D
vergelijking

Slide 17 - Quizvraag

metafoor
metonymia
personificatie
vergelijking 
Hitler rukte razendsnel op naar de Duitse grens
Het riviertje kabbelde vriendelijk door het dal.
Je hartslag sust me in slaap.
We zullen haar uit de brand helpen.
Tijd is als lucht: je ziet het niet maar het is er wel.
Zij is tot over haar oren verliefd.
Het hele lokaal viel stil na die opmerking.

Slide 18 - Sleepvraag

Slide 19 - Tekstslide