Poëzie les 6

Welkom!
Klaar voor de start:
   -laptop
   -jas uit, tas op de grond
   -telefoon uit, in de tas
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Klaar voor de start:
   -laptop
   -jas uit, tas op de grond
   -telefoon uit, in de tas

Slide 1 - Tekstslide

Vooraf: 

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
Traditioneel t.o. modern
(Soorten gedichten)
Typografische kenmerken

Slide 3 - Tekstslide

Deze les
Paragraaf D 'Klankkenmerken'
+ beeldspraak

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoel
Je kunt relevante klankkenmerken bespreken van een gedicht

Slide 5 - Tekstslide

4. Klankkenmerken 

Slide 6 - Tekstslide

Rijm algemeen
Reader blz. 26: 'Rijm is de overeenkomst van klanken van woorden of lettergrepen die bij elkaar staan in het gedicht.' 

M.a.w: elke bedoelde klankovereenkomst noemen we rijm

Slide 7 - Tekstslide

Volrijm, halfrijm en eindrijm

....

Volrijm is het rijm dat we kennen van de Sinterklaasgedichtjes. Volrijm is vaak ook eindrijm; de beklemtoonde lettergreep rijmt


Halfrijm rijmt eigenlijk niet: bij halfrijm rijmt of de klinker (assonantie) of de medeklinker (acconsonantie)






Slide 8 - Tekstslide

Martinus Nijhoff

Maar' t  leven is te vast en hard

Of we al een rustplaats graven

Nog nimmer kwam de grote nacht

En is een mensch gaan slapen


Slide 9 - Tekstslide

Martinus Nijhoff

Maar' t  leven is te vast en hard

Of we al een rustplaats graven

Nog nimmer kwam de grote nacht

En is een mensch gaan slapen


Slide 10 - Tekstslide

Soorten rijm (blz. 26)
1 Naar klank: wat rijmt er, en hoe rijmt het?
2. Het aantal rijmende lettergrepen
3. Waar staat het rijm? 

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht
Bespreek aan de hand van de theorie van par. 4 de klankkenmerken in het gedicht 'De wolken'

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Bespreking oefengedichten
Klassikaal
Zelf oefenen

Slide 14 - Tekstslide

Lees het volgende gedicht en nummer of markeer
1. rijmschema
2. alliteratie
3. assonantie
4. halfrijm
5. volrijm 
6. dubbelrijm

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Metonymia
metonymia = een deel van een geheel wordt genoemd als beeld. 
Voorbeeld:
Nederland won met 3-0 van Duitsland.
Ik lust nog wel een kopje.

Slide 19 - Tekstslide

'Wil dat rode truitje achter in de zaal nu eindelijk haar mond houden?'
A
metafoor
B
metonymia
C
personificatie
D
vergelijking

Slide 20 - Quizvraag

'Haar kamer was een zwijnenstal.'
A
metafoor
B
metonymia
C
personificatie
D
vergelijking

Slide 21 - Quizvraag

metafoor
metonymia
personificatie
vergelijking 
Hitler rukte razendsnel op naar de Duitse grens
Het riviertje kabbelde vriendelijk door het dal.
Je hartslag sust me in slaap.
We zullen haar uit de brand helpen.
Tijd is als lucht: je ziet het niet maar het is er wel.
Zij is tot over haar oren verliefd.
Het hele lokaal viel stil na die opmerking.

Slide 22 - Sleepvraag

Vergelijking (met als)
Personificatie
Synesthesie
Metafoor
Metonymia
Zo te zien heeft die tomaat hard gesport.

Slide 23 - Sleepvraag

Vergelijking (met als)
Personificatie
Synesthesie
Metafoor
Metonymia
Als het vriest, bind ik mijn ijzers onder.

Slide 24 - Sleepvraag

Vergelijking (met als)
Personificatie
Synesthesie
Metafoor
Metonymia
Mijn hart maakte drie sprongetjes van blijdschap.

Slide 25 - Sleepvraag

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide


Slide 28 - Open vraag


Slide 29 - Open vraag


A

Slide 30 - Quizvraag


A

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Woordweb

Slide 33 - Woordweb