'OUD structuur'

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
1. Even voorstellen

2. Spreektaal versus schrijftaal 

2. OUD structuur gebruiken. 


Slide 2 - Tekstslide

Voorstellen

Wie zijn jullie? 

Regels!

  1. één iemand spreekt
  2. spullen op orde
  3. Ipad wordt enkel gebruikt als ik dat zeg

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Is Ross fine? Gaat het echt goed met Ross?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quizvraag

Hoe weet je dat dan? Want hij zegt van wel!

Slide 6 - Open vraag

Spreek en schrijftaal

Groot verschil tussen hoe men spreekt en hoe men schrijft!

Slide 7 - Tekstslide

Spreektaal!

Factoren die meespelen als je spreekt.

1. Je gebruikt je mimiek, lichaam en intonatie om je verhaal te verduidelijken.

2. In een gesprek is de communicatie meestal minimaal een tweewegstraat
(je kan vragen stellen, of ik kan zien aan jouw reactie dat ik het anders moet uitleggen)

3. Nadeel: er is vaak weinig tijd om je antwoord goed te formuleren. De luisteraar houdt daar onderbewust rekening mee.




Voorbeeld:
Wat was de naam van Hitlers hond?
Antwoord: Uhmmm, jaaaaaa, uhhh wacht ohja Blondi toch? Ja inderdaad goed gedaan. 

Slide 8 - Tekstslide

Spreek, denk- en schrijftaal. 

Schrijftaal: 
(het gaat hier niet om grammatica of spelling maar om formuleren):

 


1. Het is eenrichtingsverkeer. Jij moet iets duidelijk maken aan de lezer. Zonder dat de lezer daar vragen over kan stellen of op kan reageren.

2. Hoe vertaal ik mijn spreektaal naar schrijftaal?
 (Eerst goed nadenken voordat je begint te schrijven. Het erover hebben met iemand anders werkt heel goed, daarom laat ik jullie vaak samenwerken)






Wat was de naam van Hitlers hond?
Antwoord: (in denktaal: Blondi!) In schrijftaal: De naam van Hitlers hond was Blondi.

Slide 9 - Tekstslide

Tips voor schrijftaal
Tip 1: Zorg dat je eerst goed weet wat je wilt antwoorden. Begin niet met schrijven voordat je zelf het antwoord bedacht hebt.
(praktische tip: Stel jezelf in je hoofd de vraag: wat wordt er gevraagd? Wat is daarop mijn antwoord?)

Tip 2: Lees altijd je antwoord nog één keer na. Doe dat meteen na het formuleren. 
(Beantwoord mijn antwoord de vraag?)

Tip 3:  gebruik ten alle tijden het OUD structuur. OUD structuur? ja OUD structuur. 

Slide 10 - Tekstslide

OUD structuur
O = staat voor omdat. Je herhaalt de vraag en vult deze aan met het woord omdat.
 

U = staat voor uitleg. Je geeft historische uitleg/informatie die antwoord geeft op de gestelde vraag.


D = staat voor daarom, dus of daardoor. Je uitleg wordt gevolgd door daarom/daardoor/dus, omdat je een conclusie gaat trekken uit je historische uitleg. Dit is de afsluiting van je vraag. Een conclusie is altijd kort en bondig geformuleerd.

Leg uit waarom de Vrede van Versailles een aanleiding was van de tweede wereldoorlog.

De Vrede van Versailles(VvV) was een aanleiding van de tweede wereld oorlog omdat (O) het door de VvV slecht ging met Duitsland. Dit gaf Hitler de mogelijkheid om de macht te grijpen en Duitsland weer op te bouwen. Toen Duitsland weer opgebouwd was begon Hitler de tweede wereldoorlog om een groot Duits rijk te stichten. (U). Daarom is de vrede van Versailles een aanleiding van de tweede wereldoorlog.(D)

Slide 11 - Tekstslide

Oefenvragen!
  1. Waarom was de Farao de machtigste man van Egypte? 
  2. Leg uit waarom tijdvak 1 de tijd van Jagers- en verzamelaars genoemd wordt.
  3. Leg uit waarom het ontstaan van de landbouw zorgde voor een einde van het nomadisch bestaan voor mensen? 
O = staat voor omdat. Je herhaalt de vraag en vult deze aan met het woord omdat.

U = staat voor uitleg. Je geeft historische uitleg/informatie die antwoord geeft op de gestelde vraag.
D = staat voor daarom, dus of daardoor. Je uitleg wordt gevolgd door daarom/daardoor/dus, omdat je een conclusie gaat trekken uit je historische uitleg. Dit is de afsluiting van je vraag. Een conclusie is altijd kort en bondig geformuleerd.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide