woordsoorten quiz H1-6

Welkom klas 3!
grammatica  H1-6
timer
10:00
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Welkom klas 3!
grammatica  H1-6
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Planning 
Leerdoelen
Uitleg met quizvragen
Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Zie studiewijzer 
Leerdoelen: 

  • Je herhaalt en kent de woordsoorten zn, bzv, ww, vz, lw, psv
  • Je kent het persoonlijk en het bezittelijk voornaamwoord
  • Je kent de telwoorden en kunt ze onderscheiden in rang- en hoofdtelwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Hoe goed beheers jij de leerdoelen al denk je?
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Poll

Welke lidwoorden ken je?

Slide 5 - Open vraag

Zelfstandige naamwoord:

- mensen

- dieren

- planten

- dingen

- namen

Slide 6 - Tekstslide

Hij heeft een koekje gepakt.
koekje = ...
A
lw
B
zn
C
bn
D
vz

Slide 7 - Quizvraag

Hij heeft een koekje gepakt.
Hij = ...
A
zn
B
telw
C
pers vnw
D
bn

Slide 8 - Quizvraag

Hij heeft een koekje gepakt.
gepakt = ...
A
bn
B
vz
C
zelfst ww
D
ww

Slide 9 - Quizvraag

Mijn broer heeft veel boeken.
veel = ...
A
bn
B
zn
C
vz
D
telw

Slide 10 - Quizvraag

Mijn broer heeft veel boeken.
mijn = ...
A
vz
B
bez.vnw
C
pers vnw
D
bn

Slide 11 - Quizvraag

Persoonlijk voornaamwoord

Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar:


 een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken.


ik, hij, zij, het, wij, jullie, ons,

jou, ons, hen, mij, hem..........

Slide 12 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord

Het bvnw geeft een bezit aan. Het komt voor samen met een ZN.


Dat is mijn fiets.

Het is jouw boek.

Daar loopt zijn vader.

Slide 13 - Tekstslide

Let op:

Dat is mijn boek.      bez. vnw.

Dat boek is van mij.   pvnw

Slide 14 - Tekstslide

Mijn vader heeft ons gisteren gebracht.
ONS=...
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 15 - Quizvraag

Hij bracht ons naar dat feest.

Wat voor soort is het woord HIJ?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Het woord ZEVENDE is een:
A
B
C
hoofdtelwoord
D
rangtelwoord

Slide 18 - Quizvraag

Welke zijn hoofdtelwoorden
A
1.2.3.4.5.6.
B
eerste, laatste, acht
C
die,deze , dit , acht
D
de, het, een.

Slide 19 - Quizvraag

Hij heeft een koekje gepakt.
een = ...
A
lw
B
zn
C
bn
D
vz

Slide 20 - Quizvraag

Hij heeft een koekje gepakt.
heeft = ...
A
werkwoord
B
voegwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 21 - Quizvraag

Vanochtend had ik een lekke band.
lekke = ...
A
telw
B
vz
C
bw
D
bn

Slide 22 - Quizvraag

Welke klas komt er na jullie klas?
na = ...
A
vz
B
bn
C
vr vnw
D
aanw vnw

Slide 23 - Quizvraag

Welke klas komt er na jullie klas?
jullie = ...
A
bez vnw
B
vr vnw
C
pers vnw
D
bn

Slide 24 - Quizvraag

welk telwoord is het?

eerste
A
B
C
Rangtelwoord
D
hoofdtelwoord

Slide 25 - Quizvraag

Het laatste lesuur zijn wij vrij.
Rangtelwoord:
A
Het
B
lesuur
C
Laatste
D
vrij

Slide 26 - Quizvraag

telwoord:

Henk weet niets over de tweede serie van Dexter.
A
niets
B
tweede
C
over
D
van

Slide 27 - Quizvraag

telwoord:

Ik heb maar één koekje uit de bovenste la van de grote kast gepakt.
A
één
B
uit
C
bovenste
D
grote

Slide 28 - Quizvraag

telwoord:

Voor die populaire film hebben miljoenen mensen al een kaartje besteld.
A
die
B
een
C
populaire
D
miljoenen

Slide 29 - Quizvraag

Alle leerlingen van de Dean Academy in Engeland kregen plotseling vrij.
alle (woordsoort)
A
B
C
hoofdtelwoord
D
rangtelwoord

Slide 30 - Quizvraag

Mijn vader heeft ons gisteren gebracht.

Wat voor soort is het woord MIJN?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide