V5 Lezen opdracht 2 deel 2

We pakken de draad weer op.
(Na de vakantie kom ik met wat meer afwisseling, hoor!)
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

We pakken de draad weer op.
(Na de vakantie kom ik met wat meer afwisseling, hoor!)

Slide 1 - Tekstslide

Waar kunnen we het kopje 'Invloed op het klimaat' neerzetten? Boven alinea....

Slide 2 - Open vraag

Bij vraag 12 moet je twee citaten geven. Aan welk(e) signaalwoord of -constructie herken je het eerste citaat?

Slide 3 - Open vraag

En aan welk(e) herken je het tweede citaat?

Slide 4 - Open vraag

13. Er is bijna geen verschil tussen biologisch en gewoon voedsel. Wel bevat biologisch voedsel meer......

Slide 5 - Open vraag

Opdracht 14 en 15
Bespreken we eventjes...

Slide 6 - Tekstslide

"Dichtbij is dus niet altijd beter
(alinea 11)
Het tweede argument is dat grote boerenbedrijven efficiënter met mest en zo omgaan. Geef in eigen woorden het EERSTE argument, zo beknopt mogelijk!

Slide 7 - Open vraag

Opdracht 17 doen we in stapjes. Zie alinea 12: Welk zinsgedeelte is de stelling? (geen leestekens of hoofdletters)

Slide 8 - Open vraag

We hebben de stelling. Maar... typ hier dan eens het argument dat daar precies op aansluit! (geen leestekens of hoofdletters)

Slide 9 - Open vraag

De ondersteuning van het eerste argument is: Biologisch voedsel is drie keer duurder dan gewoon voedsel en Ruim een miljard mensen besteden meestal de helt tot twee derde van hun inkomen aan voedsel. Dat is een
A
meervoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
meervoudig, onderschikkende argumentatie

Slide 10 - Quizvraag

Zie vraag 18. De kernzin van alinea 13 geeft een probleem aan. Waar staat de oplossing?
A
Alinea 13, zin 2
B
Alinea 13, zin 3
C
Alinea 13, zin 5
D
Alinea 14, zin 1

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de functie van alinea 15 ten opzichte van 13 en 14?
A
beschrijving
B
constatering
C
nuancering
D
stelling

Slide 12 - Quizvraag

Met welk woord (1!) uit alinea 15geeft de schrijver het best zijn nuancering aan?

Slide 13 - Open vraag

Even snel... wat is het juiste antwoord op vraag 20?
A
afkeer
B
bewondering
C
ironie
D
vertedering

Slide 14 - Quizvraag

Vraag 21: de klant kiest waarschijnlijk voor de regulier geteelde krop sla. Waarom?
A
vertrouwen in supermarkt
B
versheid
C
smaak
D
keurmerk

Slide 15 - Quizvraag

Vraag 23 gaat over weerleggingen.
1e argument: Het is niet bespoten.
Met welk signaalwoord begint de weerlegging?

Slide 16 - Open vraag

Het tweede argument is: Het is gezonder.
In welke zin zie je de weerlegging het duidelijkst?


A
alinea 5, zin 2
B
alinea 5, zin 3
C
alinea 5, zin 4
D
alinea 5, zin 6

Slide 17 - Quizvraag

Het derde argument is: biologische voedsel is lekkerder. Waar begint de weerlegging daarvan?

Slide 18 - Open vraag

De weerleggingen zijn gebaseerd op een argumentatie op basis van....
A
algemeen waardeoordeel
B
een onderzoek
C
een vergelijking
D
een vermoeden

Slide 19 - Quizvraag

Wat bedoelt de schrijver met 'Groene sprookjes'?

Slide 20 - Woordweb