Grammatica - les 5

Grammatica 
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatica 

Slide 1 - Tekstslide

- Aanmelden LessonUp

- Leesboek periode 2

- Schrijfopdracht AK - NE 

- Huiswerk bespreken

- Voorzetselvoorwerp 

- Maken en bespreken opdracht 2 

- Bouwplan van een werkwoord

- Maken opdracht 3

Slide 2 - Tekstslide

Leesboek periode 2
  • Voorwaarden
        - fictie
        - minimaal niveau 1
  • Raadpleeg www.jongejury.nl of www.lezenvoordelijst.nl
  • Overleg vooraf je keuze met mij
  • Vanaf 22 november heb je je nieuwe boek bij je!

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht AK -AK NE
  • Maandag werk je bij NE aan je schrijfopdracht AK - NE. 
  • Zorg ervoor dat je al je verzamelde informatie bij je hebt. 
  • Je werkt individueel. 
  • Spullen niet bij je? -> schrijfopdracht uit het boek
  • Gebruik eventueel een schrijfplan.
  • Inleverdatum = 19 november (via de ELO)


Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
B1: opdracht 1 (blz. 20)

Slide 5 - Tekstslide

Voorzetselvoorwerp...
1. begint altijd met een voorzetsel ​
  én​ 
2. is altijd verbonden met het belangrijkste werkwoord van de zin.​

Slide 6 - Tekstslide

Verschil voorzetselvoorwerp en 
bijwoordelijke bepaling

  • Zegt het voorzetsel letterlijk iets over een plaats of tijd?  
      -> bijwoordelijke bepaling. 
      voorbeeld: Het broedkastje hangt in de boom.
  • Kun je het voorzetsel vervangen door een ander voorzetsel? -> bijwoordelijke bepaling
     voorbeeld: Ik wacht op / naast / achter / in de winkel. 

Slide 7 - Tekstslide

Voorzetselvoorwerp 
Een voorzetselvoorwerp kan ook in combinatie met een naamwoordelijk gezegde in een zin voorkomen. 

Voorbeelden:
1. Elk individu is verantwoordelijk voor zijn eigen daden.
2 Mariska is dol op haar zoontje.

In zin 1 is voor het vaste voorzetsel bij het naamwoordelijk gezegde is verantwoordelijk. Het zinsdeel voor zijn eigen daden is het voorzetselvoorwerp. 
In zin 2 is op het vaste voorzetsel bij het naamwoordelijk gezegde is dol. Het zinsdeel op haar zoontje is het voorzetselvoorwerp. 

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag
Maken
Opdracht 2, blz. 20, vr. 1 en 2
Hoe werk je? 
Zelfstandig
Tijd
Maximaal 5 minuten
Daarna 
Klassikaal bespreken
Klaar?
Ga verder met opdracht 3, blz. 21
timer
5:00

Slide 9 - Tekstslide

Bouwplan van een werkwoord


Afhankelijk van de betekenis roept elk werkwoord verschillende rollen op...

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Aan de slag
Maken
Opdracht 3, blz. 21, vr. 1 en 2
Hoe werk je? 
In tweetallen
Tijd
Maximaal 15 minuten
Daarna 
Klassikaal bespreken
Klaar?
Ga verder met opdracht 1, blz. 263
timer
15:00

Slide 12 - Tekstslide