Taalverzorging M3

Vandaag wordt het belangrijke pakketje bezorgd.

Hoeveel zinsdelen zijn dit?
A
2
B
3
C
4
D
5
1 / 17
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Vandaag wordt het belangrijke pakketje bezorgd.

Hoeveel zinsdelen zijn dit?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 1 - Quizvraag

Zinsdeel met tijd- of plaatsbepaling, wanneer, hoe.

Hoe heet dit zinsdeel?
A
Bijwoordelijke bepaling
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Quizvraag

Wat doe je om de persoonsvorm in een zin te vinden?

Slide 3 - Open vraag

De olifanten uit de dierentuin zijn verhuisd naar een nieuw onderkomen.

Wat is het onderwerp van de zin?

Slide 4 - Open vraag

De scheidsrechter gaf de speler een directe rode kaart.

Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 5 - Open vraag

De scheidsrechter gaf de speler een directe rode kaart.

Wat is het meewerkend voorwerp?

Slide 6 - Open vraag

Zoveel mogelijk woordsoorten

Slide 7 - Woordweb

Zinsdeel
Woordsoort
Werkwoord
Zelfs. nw
lijdend voorw
Voorzetsel
Bijw. bep.
persoonsvorm
Lidwoord

Slide 8 - Sleepvraag

Benoem de persoonsvorm(en)

Kris brak haar been toen ze van de trap viel.

Slide 9 - Open vraag

Het is jou/jouw schuld
A
jou
B
jouw
C
kan beide

Slide 10 - Quizvraag

De maanden en dagen schrijf je met hoofdletter.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Zet het citaat vooraan. Gebruik de juiste leestekens:

Rosanne zegt tegen haar moeder dat ze een onvoldoende heeft.

Slide 12 - Open vraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd.

Welke spellingsregel?
A
Stam+t
B
kofschip
C
bijvoeglijk naamwoord
D
Loop-regel

Slide 13 - Quizvraag

Schrijf de woorden tussen haakjes goed.

Marieke en Hilde (wachten) gister lang op de bus.

Slide 14 - Open vraag

Schrijf de woorden tussen haakjes goed.

Harold (bevinden) zich nu niet in het lokaal.

Slide 15 - Open vraag

Schrijf het woord tussen aanhalingstekens juist.

Het (verbranden) boek is niet meer leesbaar.

Slide 16 - Open vraag

Vorig jaar ben ik naar Amsterdam (verhuizen).
A
Verhuisd
B
Verhuist
C
Verhuisdt

Slide 17 - Quizvraag