stijlfiguren woordenschat H1 V3 NN

Woordenschat H1
blz. 26
Stijlfiguren
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat H1
blz. 26
Stijlfiguren

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Ik kan de stijlfiguren repetitio en enumeratio herkennen en begrijpen.

Slide 2 - Tekstslide

Repetitio

Slide 3 - Tekstslide

Repetitio
Hierbij wordt er gebruik gemaakt van een herhaling van woorden om datgene wat je zegt te onderstrepen.
Voorbeelden:
Uur na uur bleef het stil.
Tijdens het kamp was het macaroni en nog eens macaroni wat we kregen.

Slide 4 - Tekstslide

0

Slide 5 - Video

Enumeratio

Slide 6 - Tekstslide

Enumeratio

Een enumeratio is een lange opsomming.

Voorbeeld:

 In de verte zag ik heuvels, bomen, bloemen, geiten en koeien.

Slide 7 - Tekstslide

Drieslag (opsomming in drieën)

Slide 8 - Tekstslide

Drieslag (opsomming in drieën)
De naam zegt het al: er worden drie dingen opgesomd. 
Voorbeeld:
Te land, ter zee en in de lucht.


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Climax

Slide 11 - Tekstslide

Climax
Dit is een opsomming die naar een hoogtepunt voert.
Voorbeeld:
Het team ging voor brons, hoopte toen op zilver, maar heeft goud gewonnen.

Slide 12 - Tekstslide

Anticlimax

Slide 13 - Tekstslide

Anticlimax

Bij een anticlimax neemt de kracht of de spanning juist af.


Het is schitterend, prachtig, mooi, eigenlijk best aardig.


Het begrip 'anticlimax' wordt ook wel gebruikt als het einde van een verhaal, roman of film nogal teleurstellend is.





Slide 14 - Tekstslide

Je hebt mensen en mensen.

Dit is een:
A
Paradox
B
Anticlimax
C
Repititio
D
Enumeratio

Slide 15 - Quizvraag

Wat ben jij een miezerig, vervelend, irritant, misselijk ventje
A
drieslag
B
Enumeratio
C
climax
D
Repetitio

Slide 16 - Quizvraag

Zij begon op het vmbo, ging naar havo, toen naar het hbo en zit nu op de universiteit.
A
Repititio
B
Opsomming in drieën
C
Enumeratio
D
Climax

Slide 17 - Quizvraag

De soldaten vochten voor God, vaderland en Oranje.
A
repetitio
B
climax
C
enumeratio
D
opsomming in drieën

Slide 18 - Quizvraag

Uur na uur gebeurde er niets.
A
omgekeerde climax
B
repetitio
C
enumeratio
D
climax

Slide 19 - Quizvraag

Hij dacht een auto te hebben gewonnen, maar het was zelfs geen fiets. Zijn prijs was een zakradiootje.
A
omgekeerde climax
B
drieslag
C
opsomming in drieën
D
enumeratio

Slide 20 - Quizvraag

Ik wil weg, ik wil naar huis, ik wil naar bed.
A
repetitio
B
climax
C
drieslag
D
opsomming in drieën

Slide 21 - Quizvraag

Vergelijking

Bij een vergelijking vergelijk je twee
dingen (object en beeld) met elkaar.








Slide 22 - Tekstslide

Voorbeelden van vergelijkingen

Hij (object) is zo rood als een kreeft (beeld) geworden door de zon.

Hij wordt vergeleken met een kreeft

Jouw kamer(object) lijkt wel een zwijnenstal (beeld).

Jouw kamer wordt vergeleken met een zwijnenstal.

Slide 23 - Tekstslide

Metafoor

Een metafoor lijkt op een vergelijking,
alleen staat het object nu niet meer in de zin, maar alleen het beeld.


Slide 24 - Tekstslide

Voorbeelden metafoor

Wat een zwijnenstal (beeld) is het hier.


Zwijnenstal is het beeld dat gebruikt wordt om aan te geven dat het een grote troep is.

Wat er precies een troep is, staat nu niet in de zin.





Dat
schaap(beeld) heeft zich laten beetnemen.



Dat
schaap staat voor een dom persoon. Wie het precies is, staat niet in de zin.



Slide 25 - Tekstslide

Metonymia
Een metonymia is stijlfiguur waarbij in plaats van het bedoelde iets anders genoemd wordt, op grond van een bepaalde betrekking die tussen beide bestaat. Een metonymia is dat je bijvoorbeeld het voorwerp vervangt door de stof waarvan het gemaakt is.

Slide 26 - Tekstslide

voorbeelden metonymia
Gisteren dronk hij een glaasje te veel.
Ghana speelde vanavond zijn laatste groepswedstrijd. (bedoeld is: het Ghanese team, voetbalelftal o.i.d.)
Heb je je tong verloren? (bedoeld is: je vermogen om te praten – ‘je tong te roeren’)


Slide 27 - Tekstslide

aan het werk!
bladzijde 26/27 
opdracht 1 en 2 maken
= tevens huiswerk 

Slide 28 - Tekstslide