1.4 voortgezette assimilatie

TO DO - deze week
les 1       * bespreken 1.4 voortgezette assimilatie
                * werken aan opdrachten 30-46 
  
les 2       * werken aan opdrachten / examen 2019

les 3        * bespreken 1.5


1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

TO DO - deze week
les 1       * bespreken 1.4 voortgezette assimilatie
                * werken aan opdrachten 30-46 
  
les 2       * werken aan opdrachten / examen 2019

les 3        * bespreken 1.5


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Plaats hier de foto van je resultaten van het practicum. (buisjes of tabel)

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de conclusie van het onderzoek?
1) lees je vraag terug
2) geef antwoord op basis van jullie gegevens
3) herhaal de vraag in het antwoord

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

LEERDOELEN
1.4
* je kunt de voortgezette assimilatie beschrijven:
            * je kent de vorm en functie van koolhydraten 
            * je kent de vorm en functie van eiwitten
            * je kent de vorm en functie van vetten



Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voortgezette assimilatie
* vorming van organische moleculen uit glucose
* hiervoor is ATP nodig 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bouw koolhydraten: 
noem van elke soort een voorbeeld!

Slide 9 - Tekstslide

Een monosacharide bevat 5 of 6 C-atomen. Door een OH-groep is de monosacharide goed oplosbaar. Opgelost kan het molecuul als ring of als keten voorkomen. In een ring worden de C-atomen genummerd. C1 en C5 binden zodat een ring ontstaat.
Bij de koppeling van 2 monosachariden tot 1 disacharide komt water vrij, dit heet een condensatiereactie, water is nl een klein molecuul.
Polymerisatie is het koppelen van veel glucosemoleculen aan elkaar. Bij zetmeel wordt een spiraal gevormd. Zetmeel heet ook wel amylose.
polysachariden

Slide 10 - Tekstslide

Chitine is een polysacharide (ontdekt door Henri Braconnot in 1811), die voorkomt als bouwstof in de celwanden van schimmels en in het exoskelet van geleedpotigen, zoals insecten, kreeftachtigen en spinnen, waarbij het zorgt voor de stevigheid, ook van de pantsers. Chitine is, na cellulose, de meest voorkomende biopolymeer op aarde.
Chemisch gezien is chitine vergelijkbaar met cellulose. Bij chitine is de C-2 OH-groep in de glucosemonomeer vervangen door een aceetamidegroep. Chitine is de β-1,4-polymeer van N-acetylglucosamine. Net als cellulose is chitine erg sterk.
bouw eiwit bij autotrofen
*planten kunnen uit glucose 
en nitraat eiwit maken

*soms ook sulfaat nodig
(kijk in Binas!)

*nitraat en sulfaat via 
wortels opgenomen


Slide 11 - Tekstslide

Once the plant has a pool of ammonia to work with, the next phase is synthesis of amino acids.
It is helpful to think of an amino acid as being composed of a carbon skeleton plus nitrogen(s). Metabolism of glucose can form all the carbon skeletons. One of the key carbon skeletons is alpha ketoglutarate.
The entry point for nitrogen is reductive amination of alpha-ketoglutarate to form glutamate:
alpha-ketoglutarate + NH4+ + NADPH → glutamate + NADP+
The side chain of alpha keto glutarate can be amidated to from the other key nitrogen carrier, glutamine. The enzyme is glutamine synthetase:
glutamate + ATP + NH4+ → glutamine + ADP
Nitrogen can then be transferred from glutamate and glutamine to other carbon skeletons that need nitrogen, and in this way all the amino acids can be synthesized. One common reaction is transamination. For example, alanine can be synthesized from pyruvate as follows:
glutamate + pyruvate <=> alpha ketoglutarate + alanine
With the pool of all 20 amino acids, proteins can be synthesized.
algemene formule aminozuur

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

eiwitopbouw bij heterotrofen
*bouwstenen eiwitten zijn aminozuren
*aminozuren aanwezig door vertering 
eiwitten en opname in het bloed  
*hieruit worden andere aminozuren 
gemaakt 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aminozuren verkrijgen
eiwitten opbouwen

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

eiwitopbouw bij heterotrofen
* niet alle aminozuren kunnen gebouwd worden 
* die moeten via het voedsel binnen komen: essentiële aminozuren

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

functie eiwit

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

twee aminozuren koppelen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

typen structuur eiwitten

Slide 19 - Tekstslide

tertiaire structuur is het gevolg van bindingen tussen aminozuren, vooral cysteïne die onderling zwavelbruggen aangaan.
vetmolecuul: triglyceride

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

bruin: warmte maken (net als in spieren)
geel: energy storage
fosfolipide    opbouw van celmembraan
                        hydrofiele kop, hydrofobe staarten

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vetten
* worden ook wel lipiden genoemd
* mengen slecht met water: hydrofoob
* isolerende functie en reservebrandstof
* levert veel energie: 38,5 kJ per gram

- triglyceride, fosfolipide, steroïde hormoon

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


A
koolhydraat
B
vet
C
eiwit

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
koolhydraat
B
vet
C
eiwit

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De 'kop' van een fosfolipide is hydrofoob
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

36 b. Je hebt de formules van palmitinezuur en sacharose opgezocht. De energiedichtheid van vetten is groter dan die van koolhydraten. Geef hiervoor een verklaring.

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Planten kunnen uit alleen glucose wel andere koolhydraten en vetten vormen, maar geen eiwitten. Leg dat uit.

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

to do!
BS 4 "Voortgezette assimilatie" 
bestuderen en maken opdracht 30-46 
begrippenlijst maken



Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb jij deze les opgestoken?

Slide 32 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies