persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord (havo 2 begin schooljaar)

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

grammatica woordsoorten

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord


1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

grammatica woordsoorten

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord


Slide 1 - Tekstslide

Welke woorden kunnen in de plaats staan van een persoon? Bijv. John keept in de A1 van zijn club. Hij is de beste van zijn leeftijdgroep.

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

De woorden je, haar, ons, jullie en hun kunnen zowel persoonlijk als bezittelijk voornaamwoord zijn.

Bijv.

Je geeft je appel aan Peter.

pvn         bvn

Dat boek van haar ligt nog bij haar tante.

                           pvn                        bvn

Slide 11 - Tekstslide

Als je je, haar, ons, jullie en hun door hij of door hem kunt vervangen dan is het een pvn.

Bijv.

Je komt morgen toch ook?

Hij komt morgen toch ook?

Je is pvn.


Ik geef je morgen het boek terug.

Ik geef hem morgen het boek terug.

je is pvn.



Slide 12 - Tekstslide

Als je je, haar, ons, jullie en hun door zijn kunt vervangen dan is het een bvn.

Bijv.

Ik geef je morgen je boek terug.

Ik geef je morgen zijn boek terug.

je is bvn.


Hun paard staat bij ons in de wei.

Zijn paard staat bij hem in de wei.

Hun is bvn                 ons is pvn

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het onderstreepte woord?

Volgende week heb ik geen les.
A
persoonlijk voornaamwoord (pvn)
B
bezittelijk voornaamwoorden (bvn)

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het onderstreepte woord?

Mijn lelijke eend is een mooie auto
A
persoonlijk voornaamwoord (pvn)
B
bezittelijk voornaamwoorden (bvn)

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het onderstreepte woord?

Jullie geven te vaak jullie broertje de schuld.
A
persoonlijk voornaamwoord (pvn)
B
bezittelijk voornaamwoorden (bvn)

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het onderstreepte woord?

Jullie geven te vaak jullie broertje de schuld.
A
persoonlijk voornaamwoord (pvn)
B
bezittelijk voornaamwoorden (bvn)

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het onderstreepte woord?

Dat broertje van jullie krijgt vaak de schuld
A
persoonlijk voornaamwoord (pvn)
B
bezittelijk voornaamwoorden (bvn)

Slide 18 - Quizvraag


Door de chemokuren viel haar (1) haar (2) uit. De kapster knipte mijn zusjes lange haar (3)af. De kapster gaf haar(4) haar(5) haar(6). ;)
A
haar(1)=bvn, haar(2)=zn, haar(3) = zn
B
haar(2)=zn, haar(3)=zn, haar(4) =pvn
C
haar(3)=zn, haar(4)=pvn, haar(5)=bvn
D
haar(4)=pvn, haar(5)=bvn, haar(6)=zn

Slide 19 - Quizvraag