Toets Meer dan lezen bespreken

Toets Meer dan lezen bespreken
Deze toets telt drie keer mee. 
Je kon 24 punten halen. 
Gemiddeld genomen haalden jullie 14 punten op deze toets. 
Zit je daar ver onder, dan heb je het dus minder goed gedaan. 
Er ver boven betekent dus dat je het heel goed hebt gedaan.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Toets Meer dan lezen bespreken
Deze toets telt drie keer mee. 
Je kon 24 punten halen. 
Gemiddeld genomen haalden jullie 14 punten op deze toets. 
Zit je daar ver onder, dan heb je het dus minder goed gedaan. 
Er ver boven betekent dus dat je het heel goed hebt gedaan.

Slide 1 - Tekstslide

1. Welke zin in de inleiding maakt nieuwsgierig? 
Het is een probleem voor bijna alle vrijwilligersorganisaties: het tekort aan jonge vrijwilligers. 'Het te druk hebben' is de belangrijkste reden voor jongeren om geen vrijwilligerswerk te doen, althans dat wordt vaak beweerd. ‘Onzin’, zegt Sanne Eekelaar van de Stichting 10.000 UURS, ‘het werk moet uitdagend genoeg voor ze zijn. Wij hebben daarvoor wel wat gereedschap.’ 

Slide 2 - Tekstslide

2. Wat is het onderwerp van de tekst? 
In de titel staat ; vrijwilligerswerk. 
IN de inleiding stond duidelijk dat het om jongeren gaat.

Dus: A

Slide 3 - Tekstslide

3. Kernzin uit alinea 3 halen
Kernzin staat in de eerste zin ( of de 2e of de laatste). 
In dit geval is de eerste zin van de alinea de kernzin en de rest van de alinea is een toelichting op die kernzin; namelijk HOE ze die jongeren gaan benaderen. 

Slide 4 - Tekstslide

4. Noteer het argument dat de onderzoekers voor hun mening geven en geef het signaalwoord.
In de theorie op blz. 19 van je werkboek lees je over MENING:
Bijvoorbeeld doordat je er 'IK VIND' bij kunt zetten of naar mijn mening. Vervolgens ga je je mening onderbouwen. Dat doe je met een argument. Het signaalwoord voor een argument is; omdat of want. Daar moest je dus naar gaan zoeken in de tekst. 

Slide 5 - Tekstslide

Vraag 4
Volgens de onderzoekers is de kans dat leerlingen enthousiast worden voor het werk het grootst als een medewerker informatie komt geven samen met een jonge vrijwilliger, omdat ze zich kunnen identificeren met die jonge vrijwilliger. Maar er zijn meer manieren om jongeren voor je organisatie te winnen.

Slide 6 - Tekstslide

Vraag 5
Welke drie slimme methodes hanteert de stichting dan? 
Nou, die kun je herkennen aan de tussenkopjes boven alinea 4, 7 en 8.
Gericht op specifieke gemeenschap
Maak vrijwilligerswerk incidenteel
Laat jongeren bijdragen met hun vaardigheden

Slide 7 - Tekstslide

6. Tekstverband tussen twee alinea's
Je leest dan eerst alinea 4 en dan bij de start van alinea 5 zie je staan: Een voorbeeld is....
Dat is dus een toelichting op alinea 4. 

Slide 8 - Tekstslide

7. Tekstverband
We zien ook dat waar de fans van Q-dance aan de ene kant een sterke ‘doen-mentaliteit’ hebben, de trouwe bezoekers van Mysteryland aan de andere kant meer artistiek en kleurrijk zijn.
SIGNAALWOORDEN VAN EEN TEGENSTELLEND VERBAND 

Slide 9 - Tekstslide

8. NIET WAAR
Intrinsieke motivatie betekent dat je jouw motivatie uit jezelf moet halen.

Slide 10 - Tekstslide

9. SIGNAALWOORD van conclusie
Staat natuurlijk in de laatste alinea, want dat het slot. Daar staat de conclusie. En daar staat: 
Kortom, Stichting 10.000 UURS krijgt het naar eigen zeggen voor elkaar om honderden jongeren vrijwilligerswerk te laten doen. ‘

Slide 11 - Tekstslide

10. signaalwoorden aan tekstverbanden koppelen
a= chronologisch
b= toelichtend
c= oorzakelijk
d= redengevend

Slide 12 - Tekstslide

11. Mening of feit?
=Het is een mening, want je kunt er bijvoorbeeld naar mijn mening, mijns inziens of ik vind voor zetten. 
Ik vind dat er gekeken moeten worden naar de Engelse aanpak. 
Het is de mening van de schrijver, die vindt dat.

Slide 13 - Tekstslide

12.
A= dat hij werd bekogeld met een aansteker.
Dat was de aanleiding. 
Aanleiding= dat wat er is voorgevallen/gebeurd.

Slide 14 - Tekstslide

13. De rest van alinea 3 is een 
antwoord b en c zijn eigen synoniem aan elkaar. Er staat eigenlijk twee keer hetzelfde. Dat alleen al, zou betekenen dat alleen A het goede antwoord kan zijn. Maar ook geldt dat je na de twee zinnen het signaalwoord WANT of OMDAT kunt toevoegen aan de tekst. Alles wat volgt is de onderbouwing van zijn mening. Dus een argument.

Slide 15 - Tekstslide

14 NIET WAAR
Deze uitspraak is een feit. 
Geen mening.
Het is namelijk een wettelijk gegeven dat er een meldplicht bestaat. 

Slide 16 - Tekstslide

15. Citeer de conclusie
Dan ga je dus de laatste alinea lezen, want dat is de conclusie (het slot). 
Kernzinnen staan op de 1e, 2e of laatste plek in de alinea. In dit geval is het de eerste zin. 
Deskundigen willen betere samenwerking, dat is hun conclusie. 
Citeren is eerste 2 woorden van de zin en laatste twee woorden. 
dus; A. met....Openbaar Ministerie.

Slide 17 - Tekstslide