Opdracht
- Lees de tekst 'Jongeren zijn altijd online. Is dat erg?'
- Beantwoord de volgende vragen in je schrift EN markeer waar je het antwoord vond in de tekst.
1. Wat is het onderwerp van de tekst?
2. Wat is het doel van de tekst?
3. Noteer in 1 zin de hoofdgedachte van de tekst.
4. Markeer in de tekst 3 zinnen waarin je een mening ziet EN markeer het argument hierbij.
5. Markeer in de tekst 3 feiten.
6. Wat is het deelonderwerp van alinea 4?
7. Markeer de kernzin van alinea 4.
8. In alinea 8 staat een signaalwoord voor een mening. Welke is dit en van wie is deze mening?
9. In de slotalinea staat een signaalwoord voor een mening. Welke is dit en van die is deze mening?
10. Welke tekstverband zie je in alinea 5? Schrijf het verband op, markeer het signaalwoord en schrijf op welke informatie met elkaar in verband staat.